IFRS for Small and Medium-sized Entities gepubliceerd

Half juli heeft de IASB de definitieve versie van IFRS for Small and Medium-sized Entities (SME) gepubliceerd, meldt BDO CampsObers Accountants & Adviseurs. De term SME is vooral bedoeld als tegenstelling ten opzichte van beursgenoteerde ondernemingen waar full IFRS op ziet.

De standard lijkt vooral bedoeld voor middelgrote en grote niet-beursgenoteerde ondernemingen. Voor kleine Nederlandse ondernemingen gaat IFRS for SME vooral veel verder op het gebied van vereiste toelichtingen.

Bij het formuleren van IFRS for SME moest de IASB een afweging maken tussen enerzijds de veronderstelling dat de waarderingsgrondslagen van full IFRS in principe ook toepasselijk zijn voor niet-beursgenoteerde ondernemingen, maar dat anderzijds de kosten-batenafweging van het verslaggevingsproces bij kleinere ondernemingen anders uit kan vallen.

De beschikbare expertise zal bij SME-ondernemingen beperkter zijn. Met IFRS for SME wordt daarom beoogd een balans te vinden tussen deze factoren. IFRS for SME omvat slechts 230 bladzijden. Dit staat in schril contrast met de ruim 2800 bladzijden van full IFRS en de ongeveer 1400 bladzijden van de Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

De belangrijkste vereenvoudigingen ten opzichte van full IFRS zijn:

– het vervangen van een jaarlijkse impairment test van goodwill door stelselmatige afschrijving over 10 jaar. Een impairment test is alleen nog aan de orde als er concrete aanwijzingen zijn van een bijzondere waardevermindering. Hiermee sluit IFRS for SME grotendeels aan op de Nederlandse systematiek;

– (minderheids)deelnemingen mogen naast de ‘equity methode’ook tegen kostprijs worden gewaardeerd;

– financiële instrumenten worden ingedeeld in twee categorieën: vorderingen en schulden die tegen (geamortiseerde) kostprijs worden gewaardeerd, en aandelenbeleggingen en derivaten die tegen reële waarde worden gewaardeerd, waarbij waardeveranderingen direct in het resultaat worden verwerkt. Het off balance laten van bepaalde derivaten zoals dat volgens de Nederlandse
systematiek kan, is dus niet mogelijk;

– het onderscheid tussen onderzoeks- en ontwikkelingskosten is vervallen: ook ontwikkelingskosten worden direct als kosten genomen;

– de bepaling van de pensioenvoorziening is iets vereenvoudigd; de beruchte DB/DC-classificatie die de RJ onlangs heeft verlaten blijft echter wel bestaan.

Het betreffen dus geen radicale aanpassingen, voor de meeste onderwerpen is de strekking hetzelfde als onder full IFRS. Omdat de RJ in het verleden grotendeels IFRS heeft gevolgd, zijn de verschillen met de RJ eveneens beperkt. Grosso modo lijkt IFRS for SME even ‘zwaar’als de RJ. Op sommige punten is de RJ strenger, op andere punten IFRS for SME.

In een aantal landen is al aangekondigd dat IFRS for SME zal worden toegestaan. Dat geldt met name in landen die tot nu toe ook voor niet-beursgenoteerde ondernemingen full IFRS voorschrijven. Of IFRS for SME ook door Nederlandse ondernemingen mag worden toegepast is nog onduidelijk. Voor rechtspersonen die onder Titel 9 BW2 vallen voorziet de wet in de mogelijkheid om naar keuze full IFRS toe te passen. Althans, dat geldt voorzover deze standaarden door de Europese Commissie zijn goedgekeurd.

Gerelateerde artikelen