Hoezo accountantsverklaring?

fallback
Men zou tenminste verwachten dat concernaccountant Deloitte in zijn verklaring bij de jaarrekening Ahold 2002 de uitzonderlijke en ingrijpende controlebeslissingen toelicht, vanaf het staken van de controlewerkzaamheden tot de datum van de accountantsverklaring, alsmede de gevolgen daarvan. De accountantsverklaring is echter beperkt tot de standaardtekst en ondertekend met de firmanaam.

Adequate communicatie met het maatschappelijk verkeer vereist meer dan dat. Ook het jaarverslag 2002 verschaft geen helder beeld van het gebeurde en de gevolgen daarvan. Het chronologisch overzicht (p. 14 en 15) begint zelfs pas ná afloop van het verslagjaar, namelijk op 24 februari 2003. Dat de concernaccountant zijn werkzaamheden al geruime tijd daarvoor had gestaakt, is niet vermeld.


Evenmin wat de gevolgen hiervan zijn geweest. Daarnaast maakt het jaarverslag 2002 melding van cruciale feiten die onverbrekelijk met de accountantscontrole zijn verbonden, maar nergens vanuit de accountantsoptiek zijn toegelicht. Zo wordt op pagina 11 vermeld dat ná 24 februari 2003 door interne onderzoeken op meer dan 275 punten ondeugdelijke interne controles werden vastgesteld, en dat bleek dat de leverancierskortingen reeds ten tijde van de overname van US Foodservice op een onjuiste manier werden verantwoord.


Vervolgens wordt op pagina 25 gemeld dat het onderzoek van PwC tal van materiële tekortkomingen in de interne controle van US Foodservice heeft blootgelegd en dat uit dat onderzoek bleek dat de boekhoudkundige en . financiële systemen voor leverancierskortingen over het algemeen ontoereikend waren. “Zo werd verzuimd leverancierskortingen en -vorderingen juist te verantwoorden en te volgen.”


Ook werden blijkens het jaarverslag (p. 25 onderaan) dubieuze factureringsmethoden aangetroffen in verband waarmee de financiële posities in 2000 en 2001 moesten worden herzien. De accountantsverklaring vermeldt ‘de uitslag van het onderzoek’ (artikel 2:393 lid 5 BW) inzake de genoemde onderwerpen niet. Niet duidelijk wordt bijvoorbeeld waarom de substantiële tekortkomingen eerder aan de aandacht zijn ontsnapt. Pagina 27 vermeldt dat bij het opmaken van de jaarrekening 2002 bij de moedermaatschappij en verschillende werkmaatschappijen tal van maatregelen zijn genomen ‘om de tekortkomingen in de interne controle te compenseren’.


Er wordt naar gestreefd ‘de benodigde veranderingen in onze interne controle’ eind 2003 en 2004 in te voeren. De ‘verklaring’ van de accountant vermeldt niet welke onzekerheden er met betrekking tot de controle en de jaarrekening 2002 zijn blijven bestaan. Tijdens het boekjaar ontbrekende interne controle is namelijk veelal onvervangbaar. Het is dus ten minste niet vanzelfsprekend dat ultimo 2002 alle meer dan 275 geconstateerde gebreken in de interne controle afdoende konden worden ‘gecompenseerd’.


Over deze en andere onzekerheden, zoals het in oktober 2003 niet kunnen voldoen aan de door de banken gestelde deadlines voor bepaalde financiële gegevens (p. 212 en 213), rept de accountantsverklaring met geen woord. Ditzelfde geldt voor de vanuit accountantsoptiek toch zeer uitzonderlijke mededeling op pagina 4: “Dat de accountantsverklaringen betreffende de jaarrekeningen 2001 en 2000 niet langer worden gehandhaafd en openbaarmaking niet langer is toegestaan”.


De Ahold-casus biedt een uitgelezen gelegenheid om de informatieve waarde van de gangbare accountantsverklaring te evalueren. In de ‘verklaring’ van 14 oktober 2003 van Deloitte over boekjaar 2002 (jaarverslag, p. 209) ontbreekt iedere opheldering over de feitelijke controle, bijzondere gebeurtenissen en/of onzekerheden omtrent vermogen, resultaat, solvabiliteit en liquiditeit. De informatieve waarde is dus zelfs in deze zeer uitzonderlijke situatie nihil.


DRS RUUD H. VEENSTRA RA heeft een lange staat van dienst als openbaar accountant van grote en internationale ondernemingen (vanaf 1970) en als onafhankelijk accountancyconsultant (vanaf 1992). Daarnaast publiceert hij regelmatig over vakonderwerpen.