Actieve aandeelhouder, maar geen aandeelhoudersactivist

fallback
In reactie op politieke en maatschappelijke ontwikkelingen zijn de Nederlandse pensioenfondsen bezig aan een ingrijpende heroriëntatie. Zo ook PGGM, dat zijn dienstverlening beoogt uit te breiden met allerlei inkomensproducten. Waarbij het 'verantwoorde aandeelhouderschap' een nadrukkelijkere rol zal spelen dan tot dusver. "PGGM heeft altijd al een duurzaam karakter gehad", zegt CFO René van de Kieft. "Maar dat imago werkte slechts beperkt door in ons beleid. Dat willen we nu versterken."

Een CFO bij PGGM was vijf, tien jaar geleden niet denkbaar. Dat René van de Kieft drie jaar terug werd aangetrokken als CFO speelde in een maatschappelijke omgeving van schandalen en fraudes en een ontluikend bewustzijn ‘dat je ook als pensioenfonds enorme risico’s loopt en dat je er als bestuur op wordt aangesproken als er iets mis gaat’, aldus Van de Kieft. De financiële functie (die onder de voorzitter ressorteerde) binnen PGGM was in het verleden sterk gericht op de efficiency van de bedrijfsvoering; pas met de komst van de CFO-functie werd ook nadrukkelijk gelet op het vermogen dat het pensioenfonds beheert en op de risico’s die daarbij worden gelopen.

“Integraal risicomanagement is belangrijker geworden: Welke risico’s willen we lopen? Wat is maximaal acceptabele premie? Hoe maak je een financiële opzet waarbij de balans tussen premie en beleggingsmix optimaal is?” Antwoorden vinden op dat soort vragen is Van de Kiefts centrale taak. Met het directe vermogensbeheer bemoeit hij zich dus niet. “Alleen met de formulering van de beleggingsstrategie, de ‘accountingprinciples’ en met andere uitgangspunten. En met controle op de uitvoering van het vermogensbeheer.”

Meer in het algemeen stond de komst van Van de Kieft als CFO bij PGGM in het teken van een toenemende verzakelijking van de politiek, van de maatschappij, van de pensioensector en van de zorg. Al jaren heeft Nederland te maken met een zich uit de zorg terugtrekkende overheid, die steeds meer overlaat aan de werking van de vrije markt. Denk aan de privatisering van de ziektewet en de WAO.

Ook wordt de marktwerking in de pensioensector gestimuleerd. Zo zijn bedrijfspensioenfondsen op grond van de zogeheten ‘vrijstellingsrichtlijn’ verplicht om op aanvraag te tonen welk beleid ze voeren en welk rendement ze hebben behaald. Blijkt een pensioenfonds ondermaats te presteren, dan kan een bedrijf desgewenst uit zijn pensioenfonds stappen.

Dan is er de vergrijzing. De komende vijfentwintig jaar zal het aantal 65-plussers toenemen van ruim twee miljoen naar bijna vier miljoen. De beroepsbevolking neemt af. Pensioenfondsen krijgen dus minder pensioenpremies binnen, terwijl ze meer moeten uitkeren.  Dit kan waarschijnlijk alleen als hun (beleggings)opbrengsten hoog genoeg zijn. Ook een minder grijpbare maatschappelijke trend als individualisering wakkert de noodzaak tot prestatiegericht werken aan. Niet alleen om goede resultaten te behalen, maar vooral ook om met een veelheid aan producten te komen, naast de rechttoe rechtaan pensioenregelingen.

GEVARIEERD PENSIOENMENU Waarschijnlijk zullen werkgevers en werknemers steeds meer aandacht aan het pensioen besteden. Nu al wordt het pensioen gezien als een veel belangrijkere secundaire arbeidsvoorwaarde dan vroeger. Bovendien wil zowel de werkgever als de werknemer steeds vaker een product dat is toegesneden op zijn persoonlijke situatie en wensen in plaats van – of niet uitsluitend – een uniforme pensioenregeling. Zeker niet nu samenstelling en leefwijze van de beroepsbevolking veranderen. Gezinnen zijn kleiner dan vroeger, er zijn meer tweeverdieners en meer alleenstaanden, en ook dat versterkt de roep om meer variatie in het pensioenmenu.

Allemaal trends die meer concurrentie tussen de pensioenaanbieders uitlokken.  Helemaal doorgedrongen is de marktwerking in de sector echter zeker nog niet. Zo zijn de meeste bedrijven nog altijd verplicht aangesloten bij een eigen ondernemings- of een bedrijfstakpensioenfonds zoals PGGM. Maar de druk op de pensioenfondsen om ten minste marktconform te presteren stijgt wel. Voor de aanbieders van traditionele collectieve regelingen neemt de prestatiedruk toe, aangezien de werkgever – een klant naar wiens gunst de pensioenfondsen steeds nadrukkelijker moeten dingen – zijn pensioenafdrachten ziet als onderdeel van de loonkosten. Bij individuele regelingen wil de werkgever of werknemer zelf inspraak hebben in het risicoprofiel van zijn portefeuille, omdat hij voor zijn toekomst afhankelijk is van het behaalde rendement.
Pensioenorganisaties worden dus hoe dan ook in toenemende mate beoordeeld op hun (beleggings)resultaten. Zo ook PGGM.  “De zorgsector is veranderd. Onze klanten weten steeds beter wat ze willen, ze zijn beter geïnformeerd dan vroeger en ze weten steeds beter de weg te vinden naar belangengroepering zoals ouderenorganisaties en de Consumentenbond.

Voor hen is het niet meer vanzelfsprekend dat het vermogen van de zorgsector wordt ondergebracht bij PGGM. Nu zijn ze nog verplicht om premies aan ons af te dragen, maar die verplichtstelling valt in de toekomst mogelijk weg.” Kortom: concurrentie met andere partijen om de Nederlandse pensioengelden ligt op de loer, niet alleen met andere pensioenfondsen, maar ook met financiële dienstverleners zoals banken en verzekeraars.

Op de arbeidsmarkt is er al concurrentie.  “Er dreigt een enorme schaarste aan financieel personeel te ontstaan. En wij kunnen met onze salarissen niet op tegen internationale banken en verzekeraars.” Van de Kieft denkt dat PGGM zich kan onderscheiden door ‘een eigen kleur’ en ‘identiteit’. “Onze klant ziet ons als partner en adviseur en niet als een commercieel ingestelde verkoper. Dat moeten we vasthouden: solidariteit, verbinding, betrokkenheid. Daar staan wij voor.” Waarden waarmee PGGM zich ook als werkgever hoopt te onderscheiden.  Het liefst zou PGGM inspelen op de veranderende tijden door een meer marktgerichte aanpak, bijvoorbeeld door zijn pensioenproducten beter af te stemmen op de individuele omstandigheden van werkgevers en werknemers in de zorgsector. Van de Kieft spreekt van een ‘dynamisch pensioen’, dat wordt aangeboden vanuit ‘een integrale inkomensbenadering’.  In feite pleit Van de Kieft voor een soort levensloopregeling (maar dan veel ruimer opgezet en ‘minder verwarrend’): of iemand nu werkt, zijn carrière tijdelijk onderbreekt, arbeidsongeschikt raakt, met pensioen gaat of overlijdt: als hij is aangesloten bij PGGM, heeft hij of hebben zijn naasten recht op een pensioenachtige uitkering. “We zouden dus het liefste allerlei inkomensproducten willen aanbieden.”

Helaas ligt dat politiek gevoelig: de pensioenfondsen mogen niet met diensten komen die commerciële marktpartijen al aanbieden. PGGM werd onlangs door De Nederlandsche Bank beboet wegens overtreding van de regels rond het aanbieden van een levensloopregeling.  PGGM en ook het ambtenarenfonds ABP maakten naar de zin van DNB te veel reclame voor hun levensloopregelingen via hun eigen dochterondernemingen, respectievelijk Careon en Loyalis.  “Voor de nieuwe inkomensproducten is een nieuw fonds nodig. Anders dan Careon wordt het echter geen dochteronderneming van PGGM. Dit lost immers niks op. We zouden het graag een structuur willen geven die goed past bij het karakter van het fonds en bij wat de klanten willen: een coöperatieve structuur, waarvan onze klanten lid worden.  Zij krijgen met name grote invloed op het productbeleid.” Van de Kieft vergelijkt het met het bekende corporatiemodel van de Rabobank.

GEEN WILDE COWBOYS De eigen identiteit van PGGM moet ook sterker dan voorheen in het beleggingsbeleid tot uitdrukking komen. Duurzaamheid wordt het sleutelwoord. “PGGM heeft altijd al een duurzaam imago gehad. Maar dat imago werkte slechts beperkt door in ons beleggingsbeleid. Dat willen we nu veranderen.  Het komende jaar richten wij ons vooral op ecologische aspecten en op mensenrechten. Daarnaast is governance een zeer essentieel thema; wij zullen ons vooral tegen de beschermingsconstructies verzetten.”

Dat doet denken aan het aandeelhoudersactivisme zoals dat via private-equityfirma’s opgang maakt. Maar ‘verantwoord aandeelhouderschap’ is misschien een gelukkiger term, aangezien die aangeeft dat PGGM niet uitsluitend financieel gericht is en te weinig agressief om als ‘activist’ te worden bestempeld.  Enkele jaren geleden, toen PGGM nog mede-eigenaar was van de Nationale Investeringsbank, leek het er misschien even op dat het vaker beleidsveranderingen zou gaan doordrukken bij zijn deelnemingen, maar nu voelt PGGM niets voor ‘financial powerplay’. Dat laat PGGM over aan zijn (deel)participatie Eumedion, dat belangen van institutionele beleggers coördineert, of aan de private-equityfirma’s die met PGGM deelnemen in een bedrijf. “Op zich staan wij positief tegenover de opmars van de private-equitybedrijven in Nederland, en tegenover hun rationele financiële beleid.  Het veelgehoorde bezwaar dat het Nederlandse bedrijfsleven in handen komt van het buitenland is in elk geval onzinnig.  Driekwart van het uitstaande aandelenkapitaal van de Nederlandse beursfondsen is al in buitenlandse handen.”

Zelf is het pensioenfonds meer ‘van de dialoog’ dan de private-equityfirma’s. “Al zijn wij de laatste jaren wel scherper bezig, en ik denk dat die trend zal doorzetten.  Ik verwacht echter niet snel dat we onze Angelsaksische collega’s verslaan.  Wij zijn nu eenmaal geworteld in een cultuur die niet agressief is. Wij stellen liever vragen over hoe goed het beleid onderbouwd is, zowel op het gebied van duurzaamheid als op financieeleconomisch terrein. Vaak doen we dat in face-to-face gesprekken of groepsgesprekken met bestuurders en commissarissen.  En hoewel ons aandelenpakket in het algemeen klein is, zijn wij een zo gerespecteerde partij dat wij toch invloed kunnen uitoefenen. Bestuurders en commissarissen willen geen negatieve publiciteit en ‘vervelend gedoe’. En het zijn in het algemeen ook geen wilde cowboys: ze hechten aan goede verhoudingen en aan een goede governance.”

Voorbeelden van kwesties waarbij PGGM zijn stem liet horen zijn er in elk geval te over. Denk aan de affaires rond Ahold en Shell. Of aan de discussies rond de beloningen van bestuurders, waar Van de Kieft zich in de pers persoonlijk over uitliet. “Wij hebben misschien niet veel invloed gehad op de hoogte van de beloning, maar wel op de aanscherping van criteria voor variabele beloning. Ik sprak onlangs nog een CEO die liet weten dat hij voor het eerst minder had verdiend dan in het voorgaande jaar als gevolg van scherpe criteria voor het variabele deel.” De zelfgekozen identiteit van PGGM als voorvechter van onderlinge solidariteit en duurzaamheid roept wel de nodige vragen op. Gaat dat niet tot conflicten leiden met de financieel gedreven private-equityfirma’s? En wat als het pensioenfonds financiële steken laat vallen door zijn idealistische opstelling?  Het is een belangrijk thema, zegt Van de Kieft: ‘financieel rendement versus sociaal rendement’. Over mogelijke conflicten met private-equityfirma’s maakt hij zich weinig zorgen: “Je hoeft er geen zaken mee te doen, evenmin als je hoeft te beleggen in beursgenoteerde bedrijven die uitsluitend financieel gedreven zijn.” Kritiek uit de eigen achterban zou hij zich uiteraard wel aantrekken, maar: “Mensen in de zorgsector zijn in het algemeen zeer betrokken bij de samenleving. Ze waarderen het zeer dat wij dat ook zijn.  En ze vinden dat wij veel goed werk verrichten.” Bovendien, waarom zouden het financiële rendement en het sociale rendement per se conflicteren? “Het antwoord op die vraag is niet eenduidig.  Sommige studies laten zien dat duurzaam beleggen geld kost, andere studies juist niet. Voor een deel zal de toekomst moeten bewijzen wat waar is. Het gaat er vaak om over welke termijn er wordt gemeten. Maatregelen op milieugebied hebben bijvoorbeeld op korte termijn geen invloed op de financiële resultaten van een onderneming, maar op een termijn van tien jaar of meer weer wel.  Op de lange termijn is het dus financieel aantrekkelijker om te investeren in duurzame ontwikkeling. En wij kijken naar de lange termijn, dat moge duidelijk zijn.”


RENÉ VAN DE KIEFT
Naam: René van de Kieft
Geboortejaar: 1963
Burgerlijke staat: gehuwd
Bedrijf: PGGM
Omzet: 5,6 miljard euro
Aantal medewerkers: 1.100
In dienst sinds: 1999
Belangrijkste leermeester: Jezus van Nazareth
Financiële systemen: Coda
Commissariaten: alleen bij dochterbedrijven van PGGM
Diversen (nevenfuncties etc.): bestuur SPO (stichting Pensioenopleidingen),
curatorium internal auditopleiding Eurac, bestuur ICS (Christelijk studiecentrum), Raad van Advies Onroerend Groen, Kerkrentmeester Andrieskerk Amerongen
Werkdagen: 5 dagen per week, vaak ook ’s avonds (maar liever niet)
Auto: Alfa Romeo 166, wordt Citroën C6
Muziek: Amadou & Mariam (Dimanche à Banako), het klezmertrio Vilder Katshke, Mahler, Sjostakovitsj, Strawinsky en Bach
Literatuur: De eeuwige bron van Ayn Rand, Good to Great van Jim Collins
Hobby’s: houthakken, pianospelen
Vakantie: strandvakantie (Nederlandse kust), Dordogne
Internet (favoriete sites): www.topix.net/music, sites van collega-bedrijven
(voor de financiële resultaten)

Gerelateerde artikelen