Verplaatsing van activiteiten naar het buitenland

fallback
Berenschot heeft, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken een grootschalig onderzoek uitgevoerd onder ruim 10.000 bedrijven naar de aard, omvang en effecten van verplaatsen van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland. Uit het onderzoek van Berenschot blijkt dat het verplaatsen van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland een ontwikkeling is die in sommige sectoren al geruime tijd gaande is en in toenemende mate een rol speelt. Bedrijven dienen hierop te anticiperen en in te spelen.

Circa 10% van de onderzochte bedrijven heeft in de afgelopen 3 jaar verplaatst en 6% is dat het komende jaar van plan. Verplaatsing speelt in een groot aantal sectoren, neemt toe en zal naar verwachting verder toenemen.

Er zijn grote verschillen tussen sectoren geconstateerd. De belangrijkste sectoren waar verplaatsing al geruime tijd speelt zijn textiel, machine, metaal en chemie. De sectoren waar het onderwerp sinds kort en in alle hevigheid actueel is zijn ICT en de meubelindustrie.

De macro economische gevolgen voor de werkgelegenheid zijn tot op heden relatief beperkt. Een groot gedeelte van de bedrijven heeft aangegeven niet te verplaatsen door locatiegebondenheid van de activiteit. Ruim 84% van de onderzochte bedrijven binnen de scope van het onderzoek is niet van plan te verplaatsen en heeft dit niet gedaan. De afgelopen drie jaren zijn jaarlijks gemiddeld circa 9.000 banen verdwenen door het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland.

Uit dit onderzoek blijkt dat van de bedrijven die verplaatsen circa 45% laaggeschoolde productie verplaatst. Circa 16% van de bedrijven verplaatst hooggeschoolde productiewerkzaamheden. Bedrijven verplaatsen met name naar Midden-, Oost-Europa (52%) en West-Europa (42%). Voorts blijkt dat tot op heden het aandeel van China (16%) en India (11%) nog beperkt is. De voornaamste doelstelling om activiteiten te verplaatsen blijkt kostenbesparing (62%) te zijn. Een groot gedeelte van de bedrijven die verplaatsen is tevreden (80%).

Op sectorniveau en zeker per individueel bedrijf heeft het verplaatsen van bedrijfsactiviteiten grote gevolgen voor de werkgelegenheid. In de sectoren waarin verplaatsing veel voorkomt, zoals de metaalindustrie en de machine/ metaalelektro/transportmiddelen, is sprake van een omwenteling. Nederland c.q. West-Europa kan niet meer concurreren in arbeidsintensieve productie, maar kent wel een voorspoedige ontwikkeling in hoogwaardige specialismen. Een verschuiving vindt plaats van eenvoudige productie naar kennisindustrie, waarbij bepaalde segmenten en bedrijven floreren terwijl andere wegkwijnen. Voor sectoren als ICT geldt iets soortgelijks, al gaat het daar om softwareproductie en dienstverlening op afstand zoals helpdesks of callcenters.

Uiteindelijk is het van groot belang het langetermijneffect vast te stellen van de verplaatsingen op de gehele Nederlandse werkgelegenheid en de export. Dit is niet gemakkelijk. Als de genoemde omwenteling naar kennisindustrie c.q. kenniseconomie slaagt, zal dit effect meevallen omdat voldoende vervangende werkgelegenheid en export zullen ontstaan. Als de omwenteling echter niet slaagt, dreigen de economische clusters die nu onze economie trekken, verloren te gaan en zou een neerwaartse spiraal in kunnen treden. Het risico van het verdwijnen van hele ketens uit Nederland, inclusief productie en R&D is in dit geval reëel. Dit proces speelt zich af tegen de achtergrond waarin ook hoogwaardige werkzaamheden als engineering en R&D steeds meer concurrentie ondervinden vanuit lagelonenlanden.

Voor een succesvolle omwenteling in Nederland wordt inventief ondernemerschap (meer dan alleen innovatie) als noodzakelijke voorwaarde genoemd. Het is echter niet voldoende. Voorwaarde is ook dat de meest essentiële kennisclusters voldoende substantie behouden, zowel qua omvang als qua kennisniveau. Daarnaast is in interviews gesteld dat op punten als loonkosten, arbeidsflexibiliteit, regeldruk en financiële prikkels op microniveau de omstandigheden in Nederland moeten verbeteren. Generieke en macro-economische maatregelen alleen zijn belangrijk maar slechts randvoorwaardelijk. De geïnterviewden geven aan dat op deze gebieden de regels van het spel structureel veranderd zijn, en dat er nog veel en snel verbeterd moet worden, wil Nederland de concurrentiepositie innemen die het had.

Bedrijven moeten nadenken over de strategische richting en hierop anticiperen. De ontwikkeling van verplaatsen wordt mede verklaard door globalisering. Lagere kosten gaan niet langer, zoals in het verleden, samen met lage kwaliteit. Naar verwachting zal globalisering verregaande invloed hebben op bestaande kostenstructuren in vrijwel elke sector. Het is van eminent belang dat Nederlandse be-drijven op deze ontwikkeling anticiperen. Op tijd inspelen op de veranderingen, biedt Nederlandse bedrijven wel degelijk nieuwe kansen. Voor ieder bedrijf is de mate van impact specifiek en moet nagedacht worden over de plaats in de keten en de toegevoegde waarde in de keten.