‘Vakmanschap is meesterschap’ – Fouten maken mag!

De leerling-gezel-meester-structuur een verouderd concept? Wat ons betreft zeker niet.

Door Gerrit Jan Timmermans en Wim Pauw

Ooit een reclameslogan en inmiddels een gezegde: ‘vakmanschap is meesterschap’.
Wanneer we het hebben over meesterschap, denken we al gauw aan Middeleeuwse gildes met een leerling-gezel-meester-structuur. De meester leidde de leerling op, zodat deze uiteindelijk ook zelf door kon groeien naar die felbegeerde positie van meester.

Ervaring maakt dat je een vak of specialisme goed en vakkundig kunt uitvoeren. Een definitie van ervaring is: ‘Datgene wat men in de praktijk heeft meegemaakt en waaruit men lering heeft kunnen trekken.’ Ervaring wordt dus bepaald door wat je hebt meegemaakt. En ja, wat je meemaakt heeft vaak positieve kanten, maar heeft soms ook een keerzijde. In de loop van je carrière gaan er dingen fout of neem je foute beslissingen. Dat is onderdeel van het leerproces.

Goede beslissingen worden veelal genomen op basis van ervaring en ervaring doe je op op basis van genomen foute beslissingen. Een deel van de basis van ‘Meesterschap’ is dus een flink aantal foute beslissingen.

Meesterschap: leren door vallen en opstaan
Binnen gildes werden leerlingen en gezellen opgeleid om een niveau hoger te komen. En honderden jaren geleden had men al begrepen dat leren het beste gaat volgens twee kernprincipes: (1) Voordoen, Meedoen, Zelf doen en (2) Fouten maken mag!

Door te kijken naar hoe de meester of de gezel zaken doet, leer je hoe jij die zaken kunt aanpakken. Door er vervolgens zelf mee aan de slag te gaan leer je hoe die zaken gaan en kun je positief ervaren wat werkt.

Vaak gaat het goed, maar vaak leer je ook door fouten te (durven) maken. Door fouten te maken leer je hoe het niet moet en daarmee dus eigenlijk hoe het wel moet! Er kan dus gesteld worden dat er geleerd wordt, direct na het maken van een fout.

Dit alles geldt ook voor specialisten. In de hedendaagse werkomgeving wordt de leerling-gezel-meester-structuur vaak vertaald naar ervaringsniveaus: junior-, medior-, senior- en bijvoorbeeld een enterprise architect of enterprise riskmanager.

Wanneer we als organisaties of beroepsgroep dit goed inrichten, dan zijn daarin zeker ‘gilde-achtige’ principes te ontdekken. Wanneer een junior specialist via bijvoorbeeld meewerk/mentor/coach-achtige structuren wordt meegenomen door een ‘meester’; de meester is dan verantwoordelijk voor het creëren van een veilige omgeving voor leerlingen om te leren en om fouten te maken. Maar tegelijk ook een omgeving waarin leerlingen worden beschermd tegen het maken van ernstige fouten, met potentieel ernstige consequenties.

Tienduizend uren hard oefenen
De 10.000 uren regel komt uit een onderzoek van professor Anders Ericsson. Hij onderzocht of mensen worden geboren met talent of dat iedereen kans heeft om tot de absolute top te komen. Hij onderzocht dat onder andere bij de top schakers, -muzikanten en -sporters.

Hij ontdekte dat de schakers, muzikanten en sporters die de meeste uren hadden gemaakt, vaak ook gezien werden als de grootste toppers / talenten en in de meeste gevallen kwamen de training overeen met zo’n 10.000 uren (ongeveer 10 jaar) aan gerichte training. Veel, frequent en gericht trainen zal zeker een enorm verschil maken. Maar met mij twijfelen ook serieuze onderzoekers inmiddels aan deze hypothese.

10.000 uren trainen is zeker een bepalende factor, maar of ik, na die 10.000 uren trainen de volgende Max Verstappen ben waag ik te betwijfelen. Er is dus meer!

Ook in het verleden werd niet iedere leerling uiteindelijk ook meester. Zo zal ook niet iedere goede hedendaagse specialist automatisch doorgroeien tot een ‘meester’, of goede enterprise-specialist. Tevens is niet iedere enterprise-specialist een goede leermeester. Doorgroeien tot meester of als meester ook leermeester zijn vraagt ook nog andere skills dan oefening of leren van fouten.

Meesterschap wordt namelijk ook gekenmerkt door andere aspecten: wat de specialist weet, wat hij kan, maar uiteindelijk in het geval van de enterprise specialist vooral door wie hij is, als persoon.

Specialisten kunnen aanvankelijk teren op hun opleiding, kennis en technieken. Maar wie doorgroeit komt vroeg of laat terecht in processen van bestuur, besluitvorming en beïnvloeding. Dan gaan politieke-, sociale-, communicatie en emotionele capaciteiten een belangrijke rol spelen en dan is het de vraag of zij die óók bezitten; daarin toont zich het (persoonlijke) meesterschap… het brede vakmanschap.

Vakmanschap: hoofd, hart en handen
In onze visie wordt vakmanschap mede gekenmerkt door de driehoek van hoofd, hart en handen. De één kan niet zonder het ander. Een goede balans tussen die drie is van cruciaal belang. Eenzijdige gerichtheid op één of twee zijden van de driehoek brengt je maar tot een zekere hoogte. Je hebt als specialist echt wel je voorkeuren en sterke punten in die balans. De ene mens redeneert primair vanuit sociaal, emotionele of inlevingsgronden, terwijl de andere meer op rationele of modelmatige gronden beslissingen neemt of juist vanuit een praktisch ‘poten in de modder’ perspectief werkt. Maar elke vakman of specialist die zichzelf ‘meester’ wil noemen moet een constante balans vinden tussen deze drie kenmerken en leren om op alle drie die ‘borden tegelijk te schaken’.

Vertaald naar hoofd, hart en handen betekent dat:

1. Hoofd: dat wat we tijdens onze opleiding hebben geleerd, alles wat we weten. Het hoofd staat voor denken, rationaliteit, modellen, verstandelijk beredeneren, berekenen en begrijpen. Ons verstand wil bewijzen zien en logica.

De vakman / specialist gebruikt methodieken, kennis en techniek, en beseft dat adequate vakkennis, organisatie- en proceskennis áltijd vereist blijft.

2. Hart: Ons hart staat voor emotie, passie en bezieling. Voor beleving, vertrouwen, betrokkenheid en ervaring. En ook onze motivatie komt vanuit ons hart. Het hart staat voor inlevingsvermogen, de menselijke maat, begrip voor sociale verhoudingen. Het hart staat ook voor het besef dat (IT-)risico’s of bijvoorbeeld verandering als gevolg van zijn advies, ook psychosociale veranderingen teweeg kan brengen. Het gaat tenslotte ook altijd over mensen.

3. Handen: Onze handen staan voor praktisch , concretiseren, uitvoeren en implementeren cq. in de praktijk toepassen. Een rasechte vakman, weet dat de werkelijkheid niet vooral op papier bestaat. De vakman weet dat hij/zij moet durven staan voor wat hij adviseert en/of oplevert en moet verantwoordelijkheid blijven nemen – ook (en vooral) door mee te werken tijdens de realisatiefase.

Een meester heeft geleerd om een goede balans te vinden tussen hoofd, hart en handen. En een goede leermeester moet het allemaal ook nog eens goed kunnen overbrengen.

Een meester ben je dus niet als je net van een opleiding komt. Dan heb je een vak geleerd … maar om een (gilde)meester te worden heb je aanleg, ervaring en balans nodig. En het vertrouwen dat je fouten kan, mag en moet maken.

Gerrit Jan Timmermans | https://www.linkedin.com/in/gjtimmermans/
Lead/Enterprise Architect, Architecture@Heart en Gildelid

Wim Pauw | http://linkedin.com/in/wimpauw
Universitair Docent, trainer, adviseur en partner bij Gilde van Adviseurs

Gerelateerde artikelen