Tricky Transferpricing
Transfer pricing – de prijsstelling van transacties tussen groepsmaatschappijen die deel uitmaken van een internationaal concern – blijft een van de belangrijkste aandachtspunten binnen de fiscaliteit. De internationale fiscale regels schrijven voor dat de prijsstelling in concernverband dient te voldoen aan het zogeheten arm’s length-beginsel.
Een belastingplichtige moet in zijn transacties met gelieerde partijen vergelijkbare prijzen overeenkomen als in transacties met niet-gelieerde partijen. Hoewel het uitgangspunt van het zogenoemde arm’s length-beginsel in eerste instantie relatief eenvoudig lijkt, kunnen de daadwerkelijke toepassing en de onderliggende interpretaties complex zijn.
De onzekerheden rond de zakelijkheid van verrekenprijzen resulteren veelal in materiële risico’s. Temeer daar meer dan 60 procent van de wereldwijde handel tussen groepsondernemingen plaatsvindt#. Het in kaart brengen en kwantificeren van deze risico’s is van groot belang voor zowel fiscale managers als financiële directeuren en CFO’s.
De invloed van transfer pricing-risico’s op de belastingvoorziening voor de jaarrekening is bij de meeste multinationale ondernemingen zeer groot.
ARM’S LENGTH
De OESO Richtlijnen voor verrekenprijzen* bieden een handreiking aan autoriteiten en belastingplichtigen voor de praktische invulling van het arm’s length-beginsel. De toepassing van het arm’s length-beginsel is in principe altijd gebaseerd op een vergelijking tussen de voorwaarden in een gelieerde transactie met de voorwaarden in een transactie zoals deze overeengekomen zijn tussen derdenpartijen.
Daarnaast schrijven de OESO Richtlijnen voor welke verrekenprijsmethoden het meest geschikt zijn om de zakelijkheid te bepalen van verrekenprijzen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de zogenoemde traditionele transactiemethoden en winstmethoden.
De traditionele methoden zijn de vergelijkbare derdenprijs, cost plus- en/of resale price-methoden. De winstgeoriënteerde methoden/overige methoden zijn de zogenoemde ‘winstsplitsingsmethoden’ en ‘winstvergelijkingsmethoden’.
TRADITIONELE TRANSACTIEMETHODEN
De vergelijkbare derdenprijs ofwel de ‘comparable uncontrolled price method’ (CUP) vormt de meeste zuivere benadering, waarbij de prijsstelling direct wordt afgeleid van een vergelijkbare transactie tussen derden. In de regel is er echter weinig tot geen informatie beschikbaar om een externe CUP te kunnen toepassen (waarbij commodity-industrieën een uitzondering vormen).
De OESO Richtlijnen achten de resale price- methode een geschikte methode om het arm’s length-karakter van verrekenprijzen voor verkooporganisaties te testen. De resale price-methode neemt als uitgangspunt de prijs waartegen de distributeur de goederen verkoopt aan de markt.
Vervolgens dient daar een bedrag van te worden afgetrokken dat een redelijke verkoopmarge overlaat aan de distributeur en hem in staat stelt de kosten te dekken en een passende winst te behalen, die in lijn is met de uitgevoerde functies en gedragen risico’s.
De derde traditionele transactiemethode vormt de cost plus-methode. Deze methode wordt het meest geschikt geacht voor ondersteunende, dienstverlenende en/of productieactiviteiten. De cost plus-methode is minder bruikbaar voor verkoopactiviteiten, omdat bij verkoopactiviteiten de relatie met marktprijzen een grote rol speelt.
Als de traditionele transactiemethoden niet kunnen worden toegepast, kunnen de transactionele winstmethoden soelaas bieden. De OESO Richtlijnen noemen als eerste methode de winstsplitsingsmethode (profit split method). Deze methode neemt de totale winst behaald op een bepaalde transactie als uitgangspunt.
Vervolgens dient deze winst toegerekend te worden aan de betrokken partijen op basis van de respectievelijke bijdragen aan de transactie. Er zijn verschillende varianten van de winstsplitsingsmethode. De totale winst op een behaalde transactie dient bij voorkeur te worden verdeeld met behulp van vergelijkbare winstsplitsingen tussen onafhankelijke partijen.
Dergelijke vergelijkbare gegevens zijn in de praktijk echter vrijwel niet te vinden. Bij afwezigheid van dergelijke gegevens is het echter ook mogelijk om op basis van uitgevoerde functies en gedragen risico’s de winst te verdelen.
De winstvergelijkingsmethode, ofwel de ‘transactional net margin method’ (TNMM) volgens OESO-terminologie, is een methode waarbij het bedrijfsresultaat op transactioneel niveau van vergelijkbare ondernemingen, die vergelijkbare functies uitvoeren en vergelijkbare risico’s dragen, wordt vergeleken met het behaalde resultaat op de interne transacties.
COMPLEXE REGELGEVING
De beoordeling en toetsing van het arm’s length-beginsel hangt sterk af van de feiten en onderliggende interpretatie. Ook het gegeven dat informatie over de prijsstelling tussen onafhankelijke partijen vaak lastig te vinden is, speelt een rol.
Een ander belangrijk aspect is dat de meeste OESO-lidstaten de afgelopen tien jaar specifieke wet- en regelgeving betreffende transfer pricing hebben ingevoerd. Deze regels zijn veelal afgeleid van de eerder besproken OESO Richtlijnen. Naast richting geven aan de toepassing van het arm’s lengthbeginsel bestaat er ook een documentatieverplichting in de meeste landen.
Deze documentatieverplichting (met sancties) brengt met zich mee dat belastingplichtigen inzage dienen te geven in gelieerde transacties, de onderliggende prijsstelling, de relevante feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan deze transacties. Bovendien moeten ze gegevens kunnen laten zien waaruit blijkt dat de prijsstelling in lijn is met de manier waarop deze met derden tot stand zou zijn gekomen.
In toenemende mate blijkt echter dat verschillende landen uiteenlopende interpretaties hebben van de toepasbaarheid van bepaalde verrekenprijsmethoden en de uiteindelijke toepassing van het arm’s length-beginsel. Daarnaast zijn er landen die regelgeving hebben geïntroduceerd die niet of slechts in beperkte mate te rijmen zijn met de OESO Richtlijnen (dit betreft onder andere Brazilië en Duitsland).
Dit betekent dat ondernemingen zich meer en meer bewust moeten zijn van de specifieke lokale toepassingen en interpretatie van het arm’s length-beginsel. Een andere complicerende factor is dat de verantwoordelijkheid voor verrekenprijzen veelal ligt bij de fiscale of financiële afdeling van een onderneming.
Fiscale of financiële afdelingen zijn echter niet altijd op de hoogte van de diverse transacties die tussen groepsmaatschappijen plaatsvinden, laat staan dat ze betrokken zijn bij de prijsstelling. Dit betekent dat veel ondernemingen te weinig greep hebben op de fiscale aspecten van transfer pricing.
RISICOBEHEERSING
Voor een goed raamwerk om transfer pricing-risico’s in kaart te brengen en te beheersen zijn de vier volgende elementen van belang.
1. Een verrekenprijzenbeleid. Een onderneming dient duidelijk vast te leggen wat de uitgangspunten zijn van het beleid betreffende verrekenprijzen. Dit behelst onder andere hoe een onderneming omgaat met documentatievereisten, met de prijsstelling en toetsing aan het arm’s length-beginsel. Ook moet men hierin laten zien hoe eventuele methoden worden toegepast en wat de insteek is ten aanzien van transfer pricing-risico’s en het vermijden/beheersen daarvan.
2. In kaart brengen van transacties. Een onderneming dient een systeem te hebben waarbij de verantwoordelijken voor transfer pricing bijtijds betrokken worden bij transacties tussen groepsmaatschappijen. Dit kan gerealiseerd worden door middel van procedures die erop toezien dat de desbetreffende financiële/fiscale afdeling altijd wordt geïnformeerd over transacties (boven een bepaald bedrag).
3. Risicokwalificatie. Het kwalificeren van risico’s kan aan de hand van een risicomatrix plaatsvinden. Op basis van kerngegevens betreffende de aard van de transactie, de winstgevendheid van partijen, de toegepaste verrekenprijsmethode, de relevante wet- en regelgeving en beschikbaarheid van verrekenprijsdocumentatie kunnen transacties in risicocategorieën worden ingedeeld en kunnen de risico’s tevens worden gekwantificeerd.
4. Proces om risico’s te beheersen. Als de risico’s voldoende in kaart zijn gebracht, dient men in overeenstemming met het verrekenprijsbeleid de processen toe te passen waarbij de risico’s worden vermeden, verminderd, verplaatst of geaccepteerd. Bijvoorbeeld door middel van prijsveranderingen, prijsafspraken met fiscale overheden (zogenoemde advance pricing agreements) en het opstellen van aanvullende documentatie.
Arm’s length-beginsel: belangrijkste aspecten van vergelijkbaarheid
Productkenmerken
De vergelijkbaarheid van de producten op aspecten als kwaliteit, betrouwbaarheid en andere specifieke producteigenschappen.
Functies en risico’s
Uit een analyse van functies en risico’s blijkt welke functie de onderneming inneemt en welke risico’s ze draagt. Als er sprake is van een beperkte functie waarbij de bijbehorende risico’s (onder andere kredietrisico en marktrisico) zeer gering zijn, dient de winstmarge en daardoor de prijsstelling daarmee in overeenstemming te zijn.
Contractuele voorwaarden
De contractuele voorwaarden kunnen van partij tot partij sterk verschillen. Dergelijke verschillen kunnen betrekking hebben op rechten en verplichtingen, maar ook op een verscheidenheid aan risico’s die van invloed kunnen zijn op de prijsstelling.
Economische omstandigheden
Relevante economische omstandigheden, zoals de grootte van de markt, de mate van concurrentie, verschillen in koopkracht, overheidsregels en hoogte van de kosten van arbeid en/of kapitaal hebben ook invloed op het prijsniveau.
Ondernemingsstrategieën
De strategie van een onderneming is een mogelijke prijsbepalende factor. Een commerciële strategie zoals een marktpenetratiestrategie kan een rechtvaardigingsgrond zijn voor een tijdelijk lagere prijsstelling.
# www.oecd.gov
* OECD Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations, Paris, OECD 1995-1999
• MR . H.D. OOSTERHOFF is partner Ernst & Young Transfer Pricing and Tax Effective Supply Chain Management services