Stop op privatisering

Het kabinet stopt met het privatiseren van staatsbedrijven. Bovendien gaat de overheid zich actief bemoeien met ondernemingen die ze nog in bezit heeft. Directe gevolgen heeft dat niet, wel zouden gemeenten en provincies zich aangesproken moeten voelen.

De overheid heeft nog aandelen in 33 ondernemingen en bezit twee stichtingen. Schiphol, Gasunie, Nederlandse Spoorwegen, Prorail, Holland Casino’s en De Staatsloterij zijn de meest in het oog springende deelnemingen.

Eerder dit jaar werd al duidelijk dat de overheid van Schiphol en Holland Casino’s niet af wil. Voor de rest is nauwelijks interesse, zegt hoogleraar Hendrik Jan de Ru, die promoveerde op het onderwerp privatiseren. ”Bijvoorbeeld de NS raak je aan de straatstenen niet kwijt.”

Vandaar dat De Ru meent dat het besluit te stoppen met privatiseren (de regel verandert van ‘ja, tenzij’ in ‘nee, tenzij’ ) weinig gevolgen zal hebben. Ook het actievere aandeelhouderschap dat minister van Financiën en vicepremier Wouter Bos aankondigt, zal geen aardverschuivingen te weeg brengen.

”De Europese Commissie let erg op marktverstorende activiteiten van de overheid. De marges voor Bos zijn daarmee klein,” aldus De Ru. Wel kan de minister de salarissen bij de bedrijven in bedwang houden. ”Maar dat is niet nieuw. Dat doet dit kabinet al langer.”

Daarmee is de koerswijziging vooral symbolisch. Het kabinet sluit een periode af waarin door vorige regeringen bedrijven werden verkocht waarbij het niet meer logisch was dat de overheid er een aandeel in had zoals KPN en postbedrijf TNT.

Kees Cools, hoogleraar corporate finance in Groningen, is dat niet met De Ru eens. Hij vindt het besluit wel een belangrijk signaal. ”Bedrijven als Schiphol, de NS, Tennet (hoogspanningsnetwerken) en Holland Casino’s blijven nu definitief in overheidshanden. Daar is heus wel interesse voor en bovendien spelen bij al deze bedrijven overheidsbelangen een rol. De discussie over verkoop kan nu gewoon stoppen.”

Wat Cools betreft, zou het kabinetsbesluit ook een signaal naar andere overheden moeten zijn. ”Dat mis ik nog in de discussie. Gemeenten en provincies zijn bijvoorbeeld eigenaar van de grote energiebedrijven als Essent, Eneco en Nuon. Ze overwegen die te verkopen. Dat zou dan ook in de discussie over het belang van overheidsdeelnemingen moeten worden betrokken.”

BRON: Jan Hopstaken

Gerelateerde artikelen