Sterke schouders
Bij veel grote ondernemingen komt de totale toegevoegde waarde uit bedrijfsonderdelen waarin minder dan 50 procent van de economische waarde is vastgelegd. Een groot deel van de onderneming vernietigt dus waarde. Verkeerde acquisities vormen de as van het kwaad. De euforie tijdens het onderhandelen leidt tot het betalen van een te hoge prijs.
De zaken kunnen ook flink uit de hand lopen tijdens het toewijzen van vermogen aan investeringsvoorstellen. De benadering per project staat daarin centraal, waardoor organisatorische samenhang geen rol speelt. Het uitvoeren van een project met een mooie toegevoegde waarde heeft geen zin, indien dat project zich in een verkeerde omgeving afspeelt.
Het gaat niet om projecten, maar om strategieën. Het uitgangspunt is de zoektocht naar de meest waardevolle strategie. Strategieën bestaan uit gebundelde projecten. Binnen bedrijven is meer mogelijk dan wordt gedacht. Economisch gezien kan toegevoegde waarde alleen ontstaan indien er steeds nieuwe mogelijkheden worden gezien en benut. Daarom moeten er ook zo veel mogelijk goede plannen uitgevoerd worden.
Binnen ondernemingen lijkt het of vermogen schaars is. Welke plannen kunnen we uitvoeren? Vervolgens wordt het vermogen zomaar, zonder rekening te houden met de prijs, toegewezen. Zo gaan managers denken dat vermogen schaars is, maar wel goedkoop. In werkelijkheid is de zaak omgekeerd. Vermogen voor het financieren van waardetoevoegende plannen is gemakkelijk te vinden, maar het is duur. Alle plannen hebben een vermogenskostenvoet en die moet opgebracht kunnen worden. Het is niet handig om geldstromen uit verschillende activiteiten samen te voegen en de onderneming op die gecombineerde geldstroom te beoordelen. Dat leidt tot het in stand houden van slecht presterende eenheden, waar dan toch ieder jaar opnieuw geld in wordt gestoken. Afstoten en vermogen vrijmaken levert dan direct waarde op.
Tolereer geen interne subsidies. De veelgehoorde uitspraak ‘de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’ is wellicht in bepaalde politieke kringen populair, maar getuigt niet van economisch inzicht. De doelstelling helder houden: het gaat om het toevoegen van waarde en alles wat daar niet toe bijdraagt kan beter worden afgestoten.
LANGE WEG Beleggers vervullen hier een belangrijke rol. Als zij op het spoor komen van niet goed functionerende onderdelen, dan heeft de raad van bestuur iets uit te leggen. De voortdurende discussies rond aandeelhoudersactivisme, bijvoorbeeld bij Stork, laten zien dat sommigen daar moeite mee hebben. Niet alleen bestuurders van ondernemingen, maar ook bestuurders van vakbonden. FNV Bondgenoten eist dat PMT (het pensioenfonds in de metaal en techniek) een belegd bedrag van 30 miljoen euro in het hedge fund Paulson terugtrekt. Volgens de bond brengt Paulson, samen met hedge fund Centaurus, de werkgelegenheid bij Stork in gevaar, omdat de twee fondsen het conglomeraat willen splitsen. Dat is in de ogen van de bonden een gevaar voor de werkgelegenheid.
De bonden missen een belangrijk punt. Het afstoten van activiteiten leidt niet zonder meer tot het verdwijnen van werkgelegenheid. Uit de praktijk blijkt juist dat veel afgestoten bedrijfsonderdelen in een andere omgeving tot bloei kunnen komen. Wat kan daartegen zijn? Als werkgelegenheid beschermen bestaat uit het in stand houden van arbeid die geen waarde toevoegt, dan heeft men bij de bonden nog een lange weg te gaan.
JAN VIS (janvis@talanton.nl) is directeur bij Talanton Corporate Finance BV te Puttershoek en is als adjunct-professor Business Valuation en value-based-management verbonden aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Deze column geeft de persoonlijke mening van de auteur weer