“Steeds grotere rol banken en verzekeraars bij samenwerking ziekenhuizen”
Verzekeraars en banken spelen een steeds grotere rol bij het realiseren van bestuurlijke samenwerkingsverbanden tussen ziekenhuizen. Als gevolg hiervan besteden Nederlandse ziekenhuizen die een samenwerkingsverband willen aangaan steeds meer aandacht aan de financiering van de fusieorganisaties en de business case die ten grondslag ligt aan de fusie.
Dat betekent dat de financierbaarheid, de terugverdiencapaciteit en de financiële stabiliteit op de langere termijn steeds meer aandacht krijgen in de fusieplannen.
Uit onderzoek dat KPMG ieder jaar uitvoert onder bestuurders van Nederlandse ziekenhuizen naar bestuurlijke samenwerking blijkt dat zorgverzekeraars dit jaar bij bijna 60% van de fusieplannen inhoudelijk is betrokken. In 2013 was dit 35% en in 2012 slechts 25%. Datzelfde geldt voor rol van de banken.
Banken zijn volgens de bestuurders een steeds grotere rol gaan spelen bij de consolidatie in de ziekenhuissector, veel meer dan verzekeraars. Dit jaar kwam geen enkele fusie buiten de bank om tot stand. In 2013 speelde de bank bij zo’n 80% van de fusies een rol van betekenis. Bij steeds meer fusies is ook goedkeuring van de banken vereist. Dit jaar hadden de banken bij ruim 40% van de fusies een beslissende stem, vorig jaar was dit slechts 9%.
“Een signaal dat dit jaar een fundamentele verandering in de verhoudingen binnen het Nederlandse zorglandschap is ingezet”, constateert Anna van Poucke, partner bij KPMG en voorzitter van KPMG Gezondheidszorg.
Bereikbaarheid ziekenhuiszorg niet onder druk
Uit het onderzoek van KPMG blijkt dat het aantal zelfstandige ziekenhuizen in Nederland in hoog tempo terugloopt. Als gevolg van samenwerkingsverbanden, overnames en fusies is het aantal zelfstandige Nederlandse ziekenhuizen de afgelopen vijf jaar met ruim 25% gedaald. Waren er in 2009 in Nederland nog 116 zelfstandige ziekenhuizen, dit jaar zal dit aantal naar verwachting uitkomen op 89.
De daling van het aantal zelfstandige ziekenhuizen blijkt beperkte gevolgen te hebben voor het aantal locaties waar de zorg wordt aangeboden. Vorig jaar kon een patiënt nog op 297 locaties terecht. Dit jaar zijn dat er 290. Van Poucke: “Dat betekent dus dat ondanks de maatschappelijke zorg de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de ziekenhuiszorg op dit moment niet onder druk staat. Ik verwacht dat bestuurlijke samenwerking ook de komende jaren hoog op de agenda van het bestuur zal blijven staan en dat ziekenhuisbestuurders de onderlinge samenwerking zullen blijven zoeken.
Het karakter van de samenwerking zal echter wel veranderen. Hoewel het einde van de fusiegolf duidelijk in zicht is, is daarmee de indikking van de sector niet voorbij. Door overnames zal het aantal ziekenhuizen verder blijven afnemen. Waar de huidige samenwerkingsverbanden vaak op basis van vrijwilligheid zijn ontstaan, zullen de toekomstige overnames veelal uit financiële nood geboren worden. Daarbij gaat het met name om perifere of kleinere ziekenhuizen die financiële problemen hebben.”
Fusie levert niet automatisch meerwaarde op
Van Poucke wijst er overigens op dat een fusie niet automatisch meerwaarde oplevert. Van Poucke: “De realisatie van de echte integratie zal een groter aandachtspunt moeten zijn. Tot nu toe hebben veel ziekenhuizen vooral aandacht besteed aan het proces naar de fusie en minder op de integratie. Een benadering die onder druk van zorgverzekeraars en banken inmiddels wel aan het veranderen is.
Verzekeraars nemen bij een aantal fusies immers een voorschot op de gewenste locatieprofielen in de zorgcontractering, banken willen een duidelijke business case zien voordat zij zich kunnen vinden in de plannen voor een fusie. Daarnaast zullen ziekenhuizen beter naar hun verdienmodel moeten kijken. De samenstellingen van hun zorgaanbod, de strategische zorgportfolio, verdient in dat kader meer aandacht en zullen keuzes beter moeten worden aangegeven.
Daarnaast is het de vraag of een fusie nog steeds de meest geëigende vorm is voor samenwerking. Ziekenhuizen zouden andere modellen serieuzer in overweging moeten nemen.”