Startende zzp’er is steeds jonger
Voor een derde van hen was het inkomen als zzp’er het hoofdinkomen. Voor de rest was het in het startjaar (nog) een neveninkomen naast bijvoorbeeld pensioen of loon als werknemer.
Vier op de tien starters waren jonger dan 35 jaar. Het percentage oudere starters nam tussen 2008 en 2015 juist af.
Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.
In 2015 was het aandeel starters die jonger waren dan 35 jaar met 42 procent ongeveer even groot als dat van de leeftijdsgroep 35 tot 55 jaar. In 2008, het jaar waarin de crisis begon, was dat respectievelijk 32 en 46 procent. Ook 55-plussers gingen minder vaak als zzp’er aan de slag, 17 procent in 2015 tegen 22 procent in 2008.
De cijfers zijn ontleend aan aangiftegegevens van de Belastingdienst. Omdat zelfstandigen uitstel mogen aanvragen voor de aangifte en betaling van de belastingaanslag, komen deze cijfers met vertraging beschikbaar. Het meest recente jaar waarvoor definitieve cijfers beschikbaar zijn is 2015.
In 2015 had een derde van de starters al hoofdinkomen uit zelfstandige activiteiten
Een derde van de starters in 2015 had in het eerste jaar al het hoofdinkomen uit de activiteiten als zelfstandige. Doorgaans beschouwt het CBS meestal alleen deze groep, die het hoofdinkomen heeft uit de activiteiten of voor wie die activiteiten de hoofdbaan vormen, als zzp’er.
In dit geval zijn ook de overige zzp’ers in het onderzoek betrokken, degenen die een (soms klein) neveninkomen hebben uit zelfstandige activiteiten. Het gaat immers om starters. Er wordt gekeken naar de inkomsten over heel 2015. Voor degenen die het jaar begonnen als werknemer en later volledig als zzp’er aan de slag gingen, kan het dus zijn dat het hoofdinkomen toch uit de werknemersbaan kwam.
Meer starters die jaar eerder nog onderwijs volgden
De meeste zzp’ers die in 2015 startten waren eerder werknemer. Dat was ook al zo voor de starters in 2008, het jaar waarin de crisis begon. Wel is het percentage afgenomen, van 62 naar 56. De groep die voor het starten nog onderwijs volgde is in die tijd juist gegroeid, van 9 naar 14 procent. Ook degenen die voorheen een uitkering hadden gingen een groter deel uitmaken van de starters, een toename van 7 naar 11 procent.
Bijna 9 procent had voor de start als zzp’er geen inkomen. Voor 8 procent vormde pensioen een jaar voor de start als zzp’er nog het belangrijkste inkomen. Het gaat hier vooral om ouderen die zo een aanvullend inkomen verdienen naast hun pensioen. Een klein deel van de startende zzp’ers (3 procent) bestaat uit mensen die geïmmigreerd zijn.
In 2015 minder starters dan in 2008
Terwijl in 2015 meer mensen als zzp’er werkzaam waren dan in 2008, was het aantal startende zzp’ers kleiner. In 2008 waren het er nog bijna 240.000, tegen 208.000 in 2015. Tijdens de economische crisis nam het aantal starters af, met een dieptepunt in 2012. Het aantal stoppende zzp’ers volgde een omgekeerd patroon. In 2015 stopten bijna 180.000 zzp’ers. In 2010 lag het aantal stoppers het hoogst.
Minder zzp’ers uitgestroomd naar werknemerschap
Iets meer dan de helft van de zzp’ers die stopten met hun zelfstandig werk (51 procent) was daarna hoofdzakelijk actief als werknemer. Eén op de vijf ging met pensioen en een even groot deel had na het stoppen als zzp’er of geen inkomen of een uitkering.