Schuldsanering – werking en gevolgen

fallback
Eind 1998 is de Faillissementswet aanzienlijk gewijzigd; aan de wet zijn 78 nieuwe wetsartikelen toegevoegd. Deze wetsartikelen worden aangeduid met "Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen".

De Wet Schuldsanering richt zich op natuurlijke personen. Daaronder dienen te worden verstaan, particulieren in een schuldsituatie, maar ook ex-ondernemers die een bedrijf of vrij beroep uitoefenden. Het betreft dan (ex-)ondernemers met een eenmanszaak, dat wil zeggen, een bedrijf zonder rechtspersoonlijkheid (eenmanszaak, VOF, CV). Enkele overwegingen die tot de wetsaanpassing hebben geleid.

Voordat de schuldsaneringsregeling van kracht werd, bestond er een zekere mate van ongelijkheid. Immers, gaat er een bedrijf met rechtspersoonlijkheid failliet (BV, NV) dan wordt niet automatisch de oprichter/aandeelhouder failliet verklaard. De eigenaar van de eenmanszaak daarentegen wordt wel direct persoonlijk failliet verklaard.

Daarbij komt nog dat de particuliere gefailleerde nog vele jaren kon worden “achtervolgd” op de oude schuldenlast omdat het onbetaald gebleven deel van de schuld door het faillissement van de schuldenaar niet teniet ging. Zag de gefailleerde schuldenaar dus (na zijn/haar faillissement) weer kans om “opnieuw te beginnen”, en bijvoorbeeld weer een baan vond, dan konden “oude” schuldeisers die schuldenaar opnieuw aanspreken op het onbetaald gebleven deel van de schuld.

Voorts bleek de faillissementswet te zijn achtergebleven op economische, maatschappelijke/sociale ontwikkelingen. Op grond waarvan men zich mocht afvragen welk doel ermee gediend was om bijvoorbeeld een uitkeringsgerechtigde failliet te verklaren. Wat was de zin van faillietverklaring indien men (schuldeisers, rechtbank) vrijwel zeker wist dat de schuldenlast nooit zou kunnen worden betaald uit de baten van de boedel. Terwijl een ieder weet dat het “stempel failliet-verklaard” zeer zwaar drukt op het leven van de gefailleerde persoon en zijn/haar gezin. De toevoeging van titel III aan de faillissementswet onder de aanduiding “Schuldsanering Natuurlijke Personen” komt tegemoet aan de bezwaren die aan de oude Faillissementswet kleefden.

b. De schuldsaneringsregeling in het kort
Indien er een problematische schuldsituatie ontstaat kan de schuldenaar (particulier, maar ook de ondernemer als natuurlijk persoon) een beroep doen op de schuldsaneringsregeling. In grote lijn komt die regeling erop neer dat de schuldenaar over een periode van(doorgaans) drie jaar (in uitzonderingsgevallen vijf jaar) zoveel mogelijk van zijn/haar schuldenlast terugbetaalt. Het onbetaald gebleven deel van de schuldenlast hoeft na afloop van genoemde periode niet verder te worden terugbetaald.

Met andere woorden: na de periode van de schuldsanering is de schuldenaar vrij van schulden. Bedenk wel dat de procedure maar ook de werking (de effecten) vrijwel gelijk zijn aan die van faillissement. Daarmee bedoelen wij het volgende. De aanvraag wordt behandeld door de rechtbank; wordt de schuldsanering toegestaan, dan krijgt de schuldenaar een bewindvoeder toege-wezen. De schuldenaar verliest, net als in geval van failliet-gaan de beschikking en beheer over zijn/haar vermogen. Alle goederen van waarde vallen binnen de boedel waaruit nu zoveel mogelijk van de schuldenlast moet worden betaald.

Ook uit het inkomen van de schuldenaar moet zoveel mogelijk worden terugbetaald. Hetgeen tot gevolg heeft dat de schuldenaar gedurende de periode van de schuldsanering moet leven op het bestaansminimum, tenzij bepaald wordt dat de schuldenaar een groter bedrag mag behouden van zijn/haar inkomen. Maar, als dat wordt bepaald, kan ook de duur van de schuldsanering worden verlengd tot ten hoogste vijf jaar. Die situatie, dus het(moeten) leven op het bestaansminimum is feitelijk te vergelijken met de situatie van failliet-gaan. Met dien verstande dat de schuldsaneringsregeling dus eindigt na drie jaar (of zoals gezegd vijf jaar). Er is nog een effect dat aan het faillissement doet denken, nl. de beschikking (dus het “vonnis”) wordt ook nu gepubliceerd in de Staatscourant en andere nieuwsbladen.

Nog van belang is het volgende. De wetgever stelt uitdrukkelijk het de bedoeling is dat de schuldenaar eerst met zijn/haar schuldeisers tot zg. “onderlinge regeling” probeert te komen. Uiteraard bestond zo’n mogelijkheid al lang. Gemeentelijke kredietbanken, gemeentelijke sociale diensten en particuliere hulporganisaties beschikken over een langdurige ervaring om schuldenaren en schuldeisers tot een gelijk te brengen, op grond waarvan het faillissement kan (kon) worden voorkomen. Nog altijd “hoopt” de wetgever dat genoemde hulporganisaties daarmee voortgaan. Weigeren schuldeisers over zo’n onderlinge regeling te praten, kan de schuldenaar zich dus tot rechtbank wenden.

Samengevat is de schuldsaneringsregeling bedoeld om het aantal faillissementen te beperken. De particuliere schuldenaar (dus: natuurlijk persoon) wordt niet langer (zonder meer) failliet verklaard. Eerst wordt bezien of de schuldenaar voor de schuldsaneringsregeling aanmerking komt. Als dat het geval is wordt schuldsanering verleend, echter, voorgaand wil niet zeggen dat een natuurlijk persoon nooit failliet kan worden verklaard. Als er omstandigheden zijn waardoor de schuldenaar niet voor de schuldsaneringsregeling in aanmerking komt, vindt er nog wel faillietverklaring plaats.

Maar, aan natuurlijke personen die geen vrij beroep of bedrijf hebben uitgeoefend, kan geen surséance van betaling worden verleend. Overigens zal de rechtbank steeds zelf ook aangeven dat de schuldenaar ook schuldsanering kan aanvragen. Wordt bijvoorbeeld het faillissement van een schuldenaar aangevraagd, zal de rechtbank steeds wijzen op de schuldsanering Met andere woorden: eerst wordt bepaald of de schuldsaneringsregeling kan worden toegepast, slechts als dat niet mogelijk is komt faillissementsaanvraag ter sprake.

Art. 284 van de Faillissementswet luidt: “Een natuurlijk persoon kan, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken”.

c. De aanvraag
De schuldenaar kan de schuldsaneringsregeling aanvragen bij (de griffie van) de rechtbank in zijn of haar woonplaats. Uiteraard kan de schuldenaar zich laten begeleiden door een gevolmachtigde. In de praktijk blijkt de schuldenaar meestal te worden bijgestaan door een advocaat, gemeentelijke kredietbank, bureau voor rechtshulp of een medewerker van een hulporganisatie die zich op schuldsanering richt.

Uit deze groepen van hulpverleners wordt doorgaans ook de bewindvoerder benoemd. Het verzoekschrift tot schuldsanering dient vergezeld te gaan van een aantal stukken waaruit de waarde van de boedel blijkt (dus de waarde van de bezittingen), de hoogte van de schulden en namen/adressen van de schuldeisers. Ook dienen er stukken te worden overlegd waaruit het inkomen blijkt van de schuldenaar. En uiteraard dient er ook een ontwerp van een saneringsplan te komen. Uit dat plan moet dan blijken hoe de schuldenaar (en zijn/haar begeleider)denkt zoveel mogelijk van de schuldenlast te kunnen terugbetalen. Als blijkt dat er tijdens de behandeling van het verzoekschrift nog stukken ontbreken kan de rechtbank de voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling uitspreken. Tijdens een nieuwe zitting wordt dan alsnog de definitieve toepassing uitgesproken. De rechtbank benoemt direct ook een Rechter-Commissaris en een bewindvoerder.

Uiteraard kan het verzoek ook worden afgewezen. Aan de afwijzing kunnen de hierna volgende oorzaken ten grondslag liggen:
1. De rechtbank meent dat de schuldenaar wél in staat is zijn/haar schulden te betalen;
2. De rechtbank is ervan overtuigd dat de schuldenaar zijn/haar verplichtingen overeenkomstig de schuldsaneringsregeling niet zal kunnen nakomen;
3. Indien de schuldenaar gedurende tien jaar voorafgaande aan het verzoek tot schuldsanering in staat van faillissement heeft verkeerd. Of de schuldsaneringsregeling is in die periode reeds toegepast;
4. Indien aangetoond kan worden dat de schuldenaar niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van de schuldenlast;
5. Indien de schuldsaneringsregeling reeds van toepassing is.

Als het verzoek wordt afgewezen kan de schuldenaar hoger eroep instellen; wordt het verzoek gehonoreerd, kunnen óch schuldeisers, nóch andere belanghebbenden hoger eroep of cassatie instellen.
Duidelijk zal zijn dat, indien het verzoek wordt afgewezen je kans groot is dat de schuldenaar failliet wordt verklaard.

d. Verificatie en akkoord
Nadat de schuitsaneringsregeling van toepassing is verklaard (beschikking), wordt er een verificatievergadering belegd. Tijdens deze vergadering worden de schulden (vorderingen) van de schuldenaar geverifieerd (dus het vaststellen van de schulden), het sanerings-plan wordt besproken en indien ingediend ook het ontwerpakkoord. Het akkoord kan worden vergeleken met het akkoord dat ook bij faillissement of surseance wordt aangeboden. Het aanbieden van een akkoord kan voor beide partijen (schuldenaar en schuldeisers) voordelen bieden. Immers, de schuldsanering duurt doorgaans drie jaar.

Ziet de schuldenaar kans om zijn/haar schuldeisers op een eerder tijdstip te voldoen, heeft de schuldenaar vanaf dat moment ook weer de beschikking over zijn/haar boedel. Met andere woorden, de schuldenaar is dan van zijn/ haar schulden “verlost”. Zoiets is mogelijk indien familieleden of vrienden bereid zijn bij te springen zodat de schuldenaar een bepaald percentage van de schuldenlast aan zijn/haar schuldeisers kan aanbieden. Die schuldeisers stemmen doorgaans in met een ontwerpakkoord omdat de uitkering meestal hoger ligt dan zij voorzien te ontvangen bij een normaal verloop van de schuldsane-ringsregeling. Daarbij wordt “de zaak” dan ook sneller afgehandeld. Bedenk wel dat de wet voorschrijft wanneer een ontwerpakkoord kan worden geaccepteerd. Net als bij faillissement of surseance dient er ook nu een wettelijke meerderheid voor het aangeboden akkoord stemmen.

e. Wat houdt de schuldsaneringsregeling in?
Toepassing van de schuldsaneringsregeling houdt in dat de schuldenaar de beschikking over zijn/haar boedel (bezittingen) verliest. Met andere woorden: zijn/haar eigendommen vallen toe aan de boedel waaruit de schuldeisers zullen worden voldaan (tot zover mogelijk). Ook verliest de schuldenaar de bevoegdheid om handelingen te verrichten die de boedel raken. Hij/zij mag dus geen verbintenissen aangaan, mag geen bezittingen te gelde maken en de schuldenaar is verplicht bezittingen aan de bewindvoeder af te staan.

Maar, op verzoek van de schuldenaar en/of de bewindvoeder kan de Rechter-Commissaris bepalen dat de schuldenaar bepaalde eigendommen mag behouden. De schuldenaar heeft toestemming nodig voor het aangaan van krediettransacties, hij/zij mag zich niet als borg verbinden en er mogen ook geen giften worden gedaan. En vanzelfsprekend is dat de schuldenaar ten volle moet meewerken aan het afwikkelen van het saneringsplan. De Rechter-Commissaris bepaalt welk bedrag de schuldenaar mag behouden van zijn/haar uitkering of salaris. Dat bepaalt de RC op grond van de vaste lasten van de schuldenaar maar dat bedrag zal doorgaans op het niveau liggen van een minimumuitkering.

Al enkele malen is aangestipt dat de schuldsaneringsregeling doorgaans drie jaar duurt (of korter), echter, als de Rechter-Commissaris de schuldenaar toestaat een hoger bedrag te behouden van uitkering of salaris, dan kan de periode van de schuldsanering verlengd worden tot ten hoogste vijf jaar.

Duidelijk zal zijn dat de schuldsaneringsregeling ook inhoudt dat de bewindvoerder overgaat tot het verkopen van boedelbestanddelen van enige waarde. Beschikt de schuldenaar bijvoorbeeld over juwelen, een dure bontjas, een kostbare geluidsinstallatie, aandelen enz., dan zullen deze nu worden verkocht. Uit de opbrengsten worden de schuldeisers betaald. Doorgaans werkt de schuldsaneringsregeling niet ten aanzien van goederen waarop, het recht van pand of hypotheek rust. Immers, de kredietgever terzake heeft het recht om die goederen onroerende goederen) te verkopen indien de kredietnemer(dus de schuldenaar) in gebreke is gebleven, dus niet heeft voldaan aan zijn/haar verplichtingen.

De boedelbestanddelen kunnen onderhands worden verkocht tenzij de RC bepaalt dat dat middels een openbare verkoop dient te gebeuren. Zodra er een bedrag beschikbaar is volgt er “uitdeling” aan de schuldeisers. Dat wil zeggen dat de schuldeisers dan een evenredig percentage van de vordering ontvangen.

f. Beëindiging van de schuldsaneringsregeling
De rechtbank kan de schuldsaneringsregeling beëindigen, bijvoorbeeld op voordracht van de Rechter-Commissaris of op verzoek van de schuldenaar, de bewindvoerder of de schuldeisers. Die beëindiging vindt plaats indien de schuldenaar zijn/haar schuldeisers heeft voldaan of indien de schuldenaar weer in staat is zijn/haar betalingen te hervatten. Maar ook komt de schuldsaneringsregeling ten einde indien de schuldenaar zijn/haar verplichtingen niet nakomt, nieuwe schulden laat ontstaan of zijn/haar schuldeisers probeert te benadelen. Bij deze drie laatst genoemde oorzaken zal de schuldenaar in staat van faillissement worden verklaard.

Na beëindiging van de schuitsaneringsregeling (zonder dat de schuldenaar nu failliet wordt verklaard), is de schuldenaar vrij van schulden. Hij/zij krijgt weer de beschikking over de boedel en de schuldenaar is weer in staat zijn/haar leven te vervolgen.

g. Wetgeving schuldsanering
Hierna volgen in het kort de wetsartikelen terzake de schuldsaneringsregeling.

TITEL III: schuldsaneringsregeling natuurlijke personen

Eerste afdeling
Het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling

284 Motief toepassing schuldsanering en begin procedure
285 Verzoekschrift tot toepassing
286 Verzoekschrift bij griffie neerleggen
287 Rechtbank zal met spoed uitspraak doen
288 Waarop het verzoek kan worden afgewezen
289 Vonnis en bepaling tijdstip verificatievergadering
290 Voorzieningen ter beveiliging belangen schuldeisers
291 Benoeming deskundigen 1 onderzoek staat van boedel
292 Terzake verzet, hoger beroep en cassatie
293 Aankondiging in Staatscourant en nieuwsbladen
294 Inz. het bijhouden van een openbaar register (door de griffier)

Tweede afdeling
De gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling,

295 Inzake boedel en inkomen van de schuldenaar
295a Begunstiging/afkopen e.d. van levensverzekering
296 Schuldenaar verliest bevoegdheid tot beschikking over boedel
297 Waarvoor de schuldenaar toestemming nodig heeft
298 Terzake verbintenissen schuldenaar ontstaan na uitspraak
299 Vorderingen ten aanzien waarvan schuldsanering werkt
299a Vorderingen ten aanzien waarvan schuldsanering niet werkt
299b Retentierecht gaat niet verloren
300 Schuldsaneringsregeling werkt niet ten voordele van borgen enz.
301 Vorderingen ontvanger en beslagen
302 Inzake gijzeling van schuldeiser
303 Wanneer schuldenaar wel en niet rente verschuldigd is
304 Inzake levering gas, water, electriciteit of verwarming
305 Opzegging huur
306 Betalingen ten laste van niet tot de boedel behorende goederen
307 Schuldverrekening
308 Betalingen door de schuldenaar verricht
309 Afkoelingsperiode
310 RC kan bepalen dat betaling geschiedt aan de bewindvoerder
311 Inzake het uitoefenen van zelfstandig beroep of bedrijf (door schuldenaar)
312 Mogelijkheid schuldenaar failliet te verklaren
313 Wetsartikelen (Fw.) die van toepassing zijn

Derde afdeling
Het bestuur over de boedel

314 RC houdt toezicht op bewindvoerder
315 Beschikkingen van RC en mogelijkheid hoger beroep
316 Waarmee de bewindvoerder is belast
317 Opkomen tegen handelingen van bewindvoerder
318 Verslag bewindvoerder
319 Bewindvoerder kan worden ontslagen
320 Omtrent het salaris van de bewindvoerder
321 Art. 85 en 86 Fw. zijn van toepassing

Vierde afdeling
De voorzieningen na de uitspraak tot de toepassing van
schuitsaneringsregeling en de taak van de bewindvoerder

322 Bekendmaking verificatievergadering/ontwerp saneringsplan
323 Zorg omtrent de boedel
324 Staat van beschrijving /toepassing art. 94 Fw.
325 Afschrift boedelbeschrijving
326 Bevoegdheid tot boedel behorende goederen te vervreemden
327 Art. 99, 102 t/m 105 en 107 Fw. zijn van toepassing

Vijfde afdeling
Verificatie van vorderingen, behandeling van ontwerp van akkoord en raadpleging over voortzetting van de toepassing van de schuitsaneringsregeling en het ontwerp van saneringsplan

328 Over de verificatie van vorderingen en art. Fw. van toepassing
329 Bevoegdheid een akkoord aan te bieden
330 Wanneer het ontwerpakkoord vervalt
331 Over akkoord wordt na afloop verificatie beslist
332 Omtrent de behandeling /raadpleging akkoord
333 Indien is gestemd, art Fw. van toepassing
334 Schuldeisers bevoegd standpunten kenbaar te maken
335 Ter behandeling: verzoekschriften, homologatie akkoord enz.
336 Over ondertekening procesverbaal en kosteloze inzage daarvan

Zesde afdeling
Behandeling door de rechtbank

337 Openbare terechtzitting / verslag RC en verklaringen/standpunten
338 Uitspraak rechtbank /homologatie akkoord
339 Uitspraak homologatie, recht van beroep en cassatie
340 Schuldsaneringsregeling eindigt na homologatie
341 Hoger beroep na uitspraak beëindiging schuldsaneringsregeling
342 Inzake beroepsmogelijkheden schuldeisers

Zevende afdeling
Het saneringsplan

343 Omtrent het saneringsplan (bepalingen en vaststelling termijn)
344 Saneringsplan verbinding t.a.v. vorderingen waarvan schuldsanering werkt
345 Rechtbank kan saneringsplan wijzigen
346 Saneringsplan verliest kracht door beëindiging schuldsaneringsregeling

Achtste afdeling
De vereffening van de boedel

347 Na uitspraak verkeert boedel in staat van insolventie
348 RC kan vergadering met schuldeisers beleggen
349 Inzake uitdeling aan geverifieerde schuldeisers

Negende afdeling
Beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling

350 Op grond waarvan de schuldsaneringsregeling kan worden beëindigd
351 Mogelijkheid hoger beroep bij beëindiging
352 Bepaling dag/uur/plaats terechtzitting behandeling beëindiging
353 Terechtzitting /verslag bewindvoerder
354 Uitspraak in geval van tekortkomingen door schuldenaar
355 Hoger beroep na uitspraak
356 Sotuitdelingslijst
357 Vereffening/verdeling baten na slotuitdeling
358 Vorderingen niet langer afdwingbaar

Tiende afdeling
Bijzondere bepalingen

358a Feiten of omstandigheden na beëindiging schuldsaneringsregeling
359 Bepalingen indien faillissement van schuldenaar wordt uitgesproken

Elfde afdeling
Slotbepalingen

360 Tegen beslissingen rechter staat geen hogere voorziening open tenzij…
361 Inzake ondertekening van verzoeken ingevolge artikelen…
362 Algemene termijnenwet niet van toepassing (art. 39, 40, 238,239 en 305)

Dit artikel is een hoofdstuk uit het boek Faillissement, surseance en schuldsanering van Robert J. Blom.

Gerelateerde artikelen