Rekenwerk voor de DGA

De afgelopen maanden is al veel geschreven over de gewijzigde financiële planning voor de directeur-eigenaar. Het nieuwe belastingstelsel heeft de fiscale spelregels zo veranderd dat de planning van menig DGA grondig herzien moet worden.

De ondernemer die geld over heeft in de vennootschap moet bekijken of dit als dividend kan worden uitgekeerd of wellicht toch beter in de vennootschap belegd kan worden.

Wie geen geld over heeft maar wel over de nodige kredietruimte beschikt bij de bank kan bekijken of die kredietruimte benut kan worden om wat geld vanuit de onderneming naar privé te halen.

De DGA heeft altijd al een bijzondere fiscale positie gehad. Ook in het nieuwe belastingstelsel behoudt de DGA die bijzondere fiscale positie: als enige kan de DGA terecht komen in alle drie de boxen van het nieuwe belastingsysteem.

Dat nodigt uit tot het nodige creatieve rekenwerk om te komen tot een ideale situatie. Aan de hand van twee situaties zullen wij laten zien welke afwegingen de DGA zoal moet maken om te komen tot een ideale financiële planning tussen privé en zakelijk.

Beleggen in de BV of in privé?
Een veelbesproken onderwerp is de vraag of de directeur eigenaar de winsten uit de onderneming moet beleggen binnen de vennootschap of in privé. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse familiebedrijven volledig met eigen vermogen gefinancierd is. Dat houdt tevens in dat een flink aantal ondernemingen bedragen op de bank hebben staan binnen de vennootschap.

Het rendement op deze gelden wordt binnen de vennootschap belast tegen het tarief van de vennootschapsbelasting: 29 tot 34,5 procent over de gerealiseerde winsten. Het alternatief is om het geld als dividend uit te keren. Na aftrek van 25% aanmerkelijk belang heffing in Box 2 resteert een te beleggen bedrag in Box 3.

In die box wordt het vermogen belast met 1,2% heffing per jaar. Bij het vergelijken van deze twee alternatieven blijkt dat de heffing van 25% over de dividenduitkering geen rol speelt: vroeg of laat zal die heffing in beide alternatieve scenario’s moeten worden afgedragen. Wat resteert is de afweging tussen 1,2% heffing in Box 3 versus 34,5% vennootschapsbelasting.

Per saldo komt het break-evenpoint uit op 3,48% (1,2% gedeeld door 34,5%). Dit houdt in dat het voordeliger wordt om dividend uit te keren als het verwachte rendement hoger is dan 3,48% per jaar. Omdat u dat benodigde rendement al haalt op de eerste de beste spaarrekening is de conclusie eenvoudig: beleggen in Box 3 is al snel aantrekkelijker dan beleggen in de BV.

Voorbeeld
Aan de hand van een voorbeeld rekenen wij het break-evenpoint door. Mevrouw Aalbers heeft in haar vennootschap een bedrag van e 200.000 over. Op basis van een beleggingsrendement van 6% maakt zij een vergelijking. Binnen de vennootschap wordt het rendement van EURO 12.000 belast met 34,5% vennootschapsbelasting. Zij houdt dus netto EURO 7.860 over. Als zij dit uitkeert naar privé in de vorm van dividend gaat daar nog eens 25% aanmerkelijk belang-heffing vanaf.

Per saldo resteert netto privé een bedrag van EURO 5.895. Het alternatief is om het bedrag van EURO 200.000 direct als dividend uit te keren. In privé ontvangt zij na 25% belastingheffing over het dividend een netto bedrag van EURO 150.000. Een belegging tegen 6% per jaar levert haar EURO 9.000 aan rendement op. Omdat het geld fiscaal in Box 3 wordt belast, moet zij ook nog 1,2% belasting betalen over het vermogen.

Dat komt neer op EURO 1.800. Per saldo houdt zij dus EURO 7.200 aan netto rendement over. Dat is netto EURO 1.305 per jaar meer dan wanneer zij zou blijven beleggen in de BV.

Lenen binnen de vennootschap, dividend naar privé
Veel bedrijven hebben op zich geen geld op de bank staan maar wel meer dan voldoende mogelijkheden om te lenen bij de bank. Zij hebben geprofiteerd van de sterke economische groei van de laatste jaren en hebben met de winsten de leningen van de bank afgelost.

De leencapaciteit wordt niet meer (volledig) benut, maar de bank die zou graag weer wat meer geld lenen aan een dergelijke gezonde onderneming. U als ondernemer kunt handig van die mogelijkheid gebruik maken. De eerste stap is om de leencapaciteit die uw onderneming heeft bij de bank te gaan benutten. Het opgenomen kredietbedrag kunt u vervolgens weer gebruiken om een dividenduitkering te doen naar privé. Die dividenduitkering heeft twee belangrijke voordelen.

Allereerst haalt u nu eens wat middelen uit de risicosfeer van de onderneming. Het is altijd prettig om in privé wat geld op de bankrekening te hebben als extra buffer voor moeilijke tijden. Het tweede voordeel is dat u met het geld in privé kunt beleggen en mogelijk een hoger rendement kunt halen dan wat u aan rente aan de bank betaalt.

De rente die uw bedrijf gaat betalen is aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. Op basis van een rentevoet van 7% per jaar kost het uw onderneming dus netto 4,59%. Als u een bedrag van e 200.000 leent kost het u dus EURO 9.170 aan netto winst per jaar. Door de daling van de netto winst kunt u ook nu of in de toekomst minder dividend uitkeren. De kosten voor u netto privé komen na verrekening van 25% aanmerkelijk belang heffing dan ook uit op EURO 6.878.

Wat krijgt u daarvoor terug? Met de opgenomen lening van EURO 200.000 kunt u in één keer een dividenduitkering doen. Daarvan houdt u na 25% belastingheffing netto EURO 150.000 over. Dat bedrag moet minimaal EURO 6.878 aan rendement opleveren plus het bedrag dat u in Box 3 kwijt bent aan de vermogensrendementsheffing. Dat bedrag is EURO 1.800 want de heffing bedraagt 1,2% over EURO 150.000.

Per saldo moet het rendement op de belegging van EURO 150.000 dus uitkomen op EURO 8.678 (EURO 6.878 plus EURO 1.800). Als wij het uitrekenen blijkt dat 5,79% per jaar te zijn. Dat ziet er dus aantrekkelijk uit: lenen tegen 7% en vervolgens slechts 5,79% per jaar aan rendement moeten maken om voordeliger uit te zijn. Het blijkt dat de hoogte van het benodigde rendement afhankelijk is van de rente waartegen u kunt lenen.

Met behulp van de volgende formule kunt u bekijken welk rendement u moet maken op uw beleggingen als u gaat lenen binnen in uw bedrijf.

Break even rendement = (R x (1 – VPB)) + VRH = (R x (1 – 34,5%) + 1,2%

R = Debetrente van de bank voor zakelijk krediet
VPB = Tarief vennootschapsbelasting (29% over eerste 50.000 gulden winst, 34,5% over het meerdere)
VRH = Vermogensrendementsheffing (30% belasting over 4% forfaitair rendement)

Voorbeeld
Mevrouw Aalbers neemt bij haar bank een extra hypotheek op haar bedrijfspand tegen een rente van 6% per jaar. Zij moet nu het volgende rendement behalen:

Break even rendement = 6% x (1 – 34,5%) + 1,2% = 6% x 65,5% + 1,2% = 5,13%

Op deze manier is het dus mogelijk om te lenen binnen de onderneming en het geleende bedrag vervolgens te beleggen in privé. Lenen binnen de onderneming biedt nog een extra voordeel: de rente is vaak wat lager dan bij een standaard effectenkrediet. Dat scheelt al snel meer dan een procent per jaar aan rente. Dat extra voordeel pakt u als ondernemer mooi mee.

Is het nu voor iedere ondernemer zaak om zo snel mogelijk naar de bank te gaan en een krediet te regelen? Nee, hoewel de mogelijkheden om voordelig geld naar privé te halen aantrekkelijk kunnen zijn, blijft een zorgvuldige afweging van de verschillende alternatieven van het grootste belang.

Laat u zich dus goed voorlichten door uw accountant, uw belastingadviseur of een financieel planner. Deze adviseurs zijn in staat om een zorgvuldige afweging te maken voor uw specifieke situatie.

De financiële planning van de directeur eigenaar roept een hoop nieuwe vragen op. Wat blijkt is dat er ook nieuwe en leuke mogelijkheden zijn om op een handige manier geld vanuit de zaak te gebruiken voor het opbouwen van een privé vermogen. En dat is waar het uiteindelijk allemaal om draait.