Rapporteer alle risico’s eenduidig

fallback
Door ontbreken van een normenkader voor de evaluatie van risicobeheersingsystemen, creëert de code-Tabaksblat een nieuwe voedingsbodem voor wantrouwen

Onlangs bepleitte het Koninklijk Nivra voor een formeel eerherstel van het klassieke winstbegrip: het nettoresultaat. De laatste jaren heeft menig bestuurder de verleiding van ‘de vlucht naar boven’ in de winst-en-verliesrekening niet kunnen weerstaan en zijn er in jaarverslagen en persberichten allerhande exotische winstbegrippen geïntroduceerd waarbij gaandeweg steeds meer kostencomponenten van het resultaat werden uitgesloten. Deze beweging moet worden gekeerd, waarbij de externe accountant, daarin gesteund door expliciete regelgeving, inderdaad een goede rol kan vervullen. Immers, herstel van het vertrouwen van de financiële markten vereist eenduidigheid van gerapporteerde bedrijfsresultaten. Verreweg de meeste aandeelhouders zijn uit op het maximaliseren van de verhouding tussen verwacht rendement en verwacht risico. Het huidige rendement van een onderneming kan een goede indicator zijn voor het toekomstig rendement, net zoals het huidige risicoprofiel van die onderneming een goede indicator kan zijn voor het toekomstige risicoprofiel. De eenduidigheid en daarmee de vergelijkbaarheid van financiële verslaggeving – zowel tijd-ruimtelijk als tussen ondernemingen – kan zoals gezegd nog belangrijk verbeterd worden. Diezelfde verslaggeving biedt bovendien zelden een eenduidig beeld van het huidige risicoprofiel van een onderneming, laat staan van de verwachte ontwikkeling daarvan. Het gefundeerd maximaliseren van de verhouding tussen verwacht rendement en verwacht risico, wordt de belegger zo dus bijzonder moeilijk gemaakt. Momenteel worden de schijnwerpers vanuit meerdere invalshoeken steeds feller op ondernemingrisico gericht. Na de monomane fixatie op rendement van de jaren negentig is sinds de beursval het bewustzijn gegroeid dat ondernemen en dus ook beleggen inherente risico’s met zich mee brengt. Deze mentale koerswijziging zal verder worden geaccentueerd en versterkt door de voor alle Europese beursfondsen vanaf 2005 verplichte toepassing van de ‘International Financial Reporting Standards’ (IFRS). Deze boekhoudregels beperken namelijk in belangrijke mate de keuzevrijheid van het bestuur voor waardering en resultaatbepaling. Met name de daarin voorgeschreven wijze van (her)waardering van activa en passiva, de verwerking van pensioenverplichtingen en de kosten van optieregelingen, zullen het gerapporteerde nettoresultaat in veel gevallen aanmerkelijk risicogevoeliger maken. De in veel landen onlangs doorgevoerde herzieningen en aanvullingen van wet- en regelgeving op het gebied van corporate governance geven eveneens een sterke impuls aan de aandacht voor ondernemingsrisico’s en de beheersing daarvan. Zo vraagt ook onze code-Tabaksblat van het ondernemingsbestuur een onderbouwde verklaring dat de risicobeheersingsystemen van hun bedrijf adequaat en effectief zijn. Het gaat hierbij niet, zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij de Amerikaanse Sarbanes-Oxley- wet, uitsluitend om risico’s verbonden aan de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging. Ook alle operationele risico’s, alsmede die gerelateerd aan de naleving van de relevante wet-, regelgeving en interne gedragscodes, vallen onder het toepassinggebied van de bovengenoemde ‘interne beheersingsverklaring’. Datzelfde bestuur wordt door Tabaksblat bovendien geacht in het jaarverslag te rapporteren over de gevoeligheid van de resultaten van de vennootschap voor wat genoemd wordt ‘externe omstandigheden en variabelen’. Het ligt volgens de toelichting van de code-Tabaksblat in de rede dat het bestuur in de verklaring over de interne risicobeheersing- en controlesystemen aangeeft welk raamwerk of normenkader is gehanteerd bij de evaluatie van het interne risicobeheersing- en controlesysteem. Omwille van de bovengenoemde eenduidigheid en vergelijkbaarheid van in jaarverslagen opgenomen informatie, ligt het ons inziens eveneens in de rede dat onze nieuwe corporate governance- code een dergelijk raamwerk of normenkader voorschrijft. De huidige code komt echter helaas niet verder dan het in diezelfde toelichting – tussen haakjes en slechts als voorbeeld – noemen van het in 1992 door de Amerikaanse ‘Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO)’ ontwikkelde referentieraamwerk voor risicobeheersing. Door het niet expliciet voorschrijven van een dergelijk raamwerk kan de belegger straks geconfronteerd worden met identieke uitspraken over de effectiviteit van het risicobeheer die echter niet eenduidig geïnterpreteerd kunnen worden omdat daarbij andere beoordelingscriteria zijn toegepast. Ook kunnen verhullende equivalenten van de bovengenoemde exotische winstbegrippen zo gemakkelijk hun intrede doen in de terminologie van de risicorapportage. Voorwaar een vruchtbare nieuwe voedingsbodem voor wantrouwen. Dat dit bepaald geen denkbeeldig gevaar is, is reeds doeltreffend geïllustreerd door prof. Philip Wallage in zijn artikel in Het Financieele Dagblad van 10 februari jongstleden over de verwarring onder beleggers omtrent de kwalificaties die Adecco gaf aan de tekortkomingen in het interne beheerssysteem van zijn Noord-Amerikaanse activiteiten. Naar verwachting wordt binnenkort het ‘panel’ geïnstalleerd dat de code-Tabaksblat zal voorzien van nadere interpretaties en dat moet zorgdragen voor het onderhoud en de periodieke actualisatie daarvan. Naar onze mening zal een van de eerste daden van dat panel moeten zijn het aanwijzen van een eenduidig normenkader voor de evaluatie van risicobeheersingsystemen en de periodieke externe rapportage daarover. Dat panel zal tevens vertegenwoordigers moeten afvaardigen naar het recent door Frits Bolkestein voorgestelde European Corporate Governance Forum. Dat forum kan dan zo snel mogelijk gaan werken aan wat wellicht de International Risk Reporting Standards (IRRS) zouden kunnen gaan heten. Immers, een werkelijk geïntegreerde Europese kapitaal- markt vraagt niet alleen om eenduidige verslaglegging van financiële resultaten maar ook van de risico’s die ondernemingen en hun aandeelhouders lopen om tot die resultaten te komen. Drs N.J. Molhoek is als docent verbonden aan de Kenniskring Risk Management van de Hogeschool Rotterdam. Drs C.A. Visser is partner Business Risk Services bij Ernst & Young Accountants.

Gerelateerde artikelen