Pensioenen modale inkomens dalen met 30 procent
Nu kunnen werknemers jaarlijks 2,25 procent belastingvrij opzij leggen voor hun pensioen. Het nieuwe kabinet wil dat terugbrengen naar 1,75 procent tot een inkomen van 100.000 euro. Boven dat bedrag betaalt de overheid niet meer mee aan de pensioenopbouw. Daarnaast willen VVD en PvdA gepensioneerden meer laten meebetalen aan de AOW.
Deze maatregelen hebben grote invloed op de toekomstige pensioenen. Syntrus Achmea heeft daarbij gekeken naar de netto vervangingsratio. Dat is een internationaal gebruikte vergelijking tussen de netto pensioenuitkering en het netto verdiende loon. In 2011 schatte de OESO deze voor modale inkomens in Nederland op ongeveer 100 procent: het netto pensioen was vrijwel gelijk aan het netto salaris voor de pensionering.
De overgang van eindloon- naar middelloonregelingen zorgt de komende jaren al voor een versobering van pensioenen. Nu pensioenen steeds meer zijn gebaseerd op het gemiddelde in plaats van het laatstverdiende salaris, daalt de netto vervangingsratio naar 84 procent. De aangekondigde maatregelen van het kabinet zorgen voor een verdere daling naar 58 procent. In procenten is dat een extra teruggang van 30 procent.
Dat betekent dat een jonge werknemer met een modaal inkomen die net begint met pensioenopbouw uiteindelijk 58 procent van zijn gemiddelde salaris als pensioen ontvangt: 40 procent minder dan de werknemer die in 2011 met pensioen ging. Voor de hoge inkomens (die boven de 100.000 euro geen pensioen meer kunnen opbouwen) is de teruggang nog groter.
Syntrus Achmea baseert haar analyse op een scenario waarin de economie zich herstelt en pensioenfondsen voldoende geld hebben om de pensioenen te indexeren (mee laten stijgen met de inflatie). Blijft dit herstel uit, dan valt de netto vervangingsratio lager uit dan 58 procent.
Bron: Syntrus Achmea