Nederland opnieuw meest concurrerende economie van Europese Unie
Dat blijkt uit het zojuist gepubliceerde ‘The Global Competitiveness Report 2017-2018’ van het World Economic Forum (WEF).
Nederland heeft voor het tweede jaar achter elkaar een historische topnotering weten te behouden met een vierde positie in de ranking van meest concurrerende economieën. Hierdoor is Nederland opnieuw het meest concurrerende land van de Europese Unie. Wereldwijd zijn alleen Zwitserland (eerste positie), de VS (tweede positie) en Singapore (derde positie) meer concurrerend.
Deze jaarlijkse graadmeter van internationaal concurrentievermogen is uitgevoerd onder 137 landen. Het Erasmus Centre for Business Innovation van Rotterdam School of Management, Erasmus Universitity (RSM), onder leiding van Prof. dr. Henk W. Volberda, is partnerinstituut van het World Economic Forum en verzamelde de gegevens voor Nederland.
Het rapport (PDF) heeft als voornaamste bevindingen:
1. Nederland heeft de koppositie in de Europese Unie weten te behouden door zijn sterke basis (investeringen in infrastructuur en gezond macro-economisch beleid), en neemt opnieuw de vierde positie in op de WEF Global Competitiveness Index.
Professor Henk Volberda, hoogleraar aan Rotterdam School of Management, Erasmus University: “Het was exceptioneel dat Nederland vorig jaar een vierde positie innam van meeste concurrerende economieën. Nederland beschikt ook dit jaar weer over een sterke basis: een infrastructuur van wereldklasse (derde positie in de ranking), een goed functionerende overheid en instituties (4 posities gestegen naar de zevende plaats), een goed macro-economisch beleid met gezonde overheidsfinanciën (een stijging van 8 posities naar de veertiende plaats) en een kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg (vierde positie).”
2. Naast een sterke basis beschikt Nederland nu ook over een innovatie-ecosysteem van wereldklasse
Dit jaar heeft Nederland volgens Henk Volberda opnieuw aanzienlijke verbeteringen laten zien: “De marktwerking is verbeterd (vijfde positie) en het is gemakkelijker om nieuwe bedrijven op te richten. Daarnaast is Nederland een van de voorlopers als het gaat om de toepassing van nieuwe technologieën die de basis vormen van de vierde industriële revolutie, zoals kunstmatige intelligentie, robotisering, Internet of Things, cloud computing en 3D printing.”
3. Het nieuwe kabinet moet het gevoerde topsectorenbeleid samen met regionaal innovatie beleid voortzetten
Hoewel er nog steeds veel kritiek is op het Nederlandse topsectorenbeleid heeft het volgens Volberda samen met de sterke ontwikkeling van regionale innovatie-hotspots in Nederland (Eindhoven, Twente en Amsterdam) bijgedragen aan een uitzonderlijk innovatief ecosysteem: “Zonder het gevoerde topsectorenbeleid zou Nederland nooit de vierde plaats hebben bereikt op gebied van innovatie en geavanceerdheid van het Nederlandse bedrijfsleven. De samenwerking tussen universiteiten, bedrijfsleven en overheid is in de verschillende topsectoren de afgelopen vijf jaar sterk verbeterd en de kwaliteit van Nederlandse wetenschappelijk onderzoeksinstituten is van wereldniveau.”
4. Daling van kwaliteit hoger onderwijs is aandachtspunt
In schril contrast met de aanzienlijke verbeteringen op het gebied van innovatie staat de daling van Nederland op het gebied van kwaliteit van hoger onderwijs. Nederland is een plaats gezakt in hoger onderwijs en moet naast koplopers Singapore en Finland nu ook de VS voorlaten. Professor Henk Volberda stelt: “Nederland heeft nog steeds excellent hoger onderwijs, maar de instroom in het hoger onderwijs is afgenomen. Gezien de uitdagingen van de vierde industriële revolutie en de snelle uitholling van bepaalde kennis, vaardigheden en functies door robotisering en kunstmatige intelligentie zijn meer investeringen in het Nederlandse hoger onderwijs noodzakelijk. Niet alleen voor de jongere generatie, maar ook voor academische bij- en omscholing van de oudere generaties.”
5. Het gevoerde macro-economisch beleid van dit kabinet en de herstructurering van financiële markten, samen met hervormingen op de arbeidsmarkt hebben het internationale concurrentieniveau van Nederland aanzienlijk versterkt.
Het gevoerde macro-economisch beleid heeft geleid tot meer gezonde overheidsfinanciën (een stijging met 8 posities naar plaats 14 door een afnemend overheidstekort en dalende overheidsschuld). Ook de werking van de arbeidsmarkt is opnieuw verbeterd (dertiende positie). De kosten van aannemen en ontslaan (stijging van 15 plaatsen naar de positie 34) zijn gedaald en de flexibiliteit van de lonen is toegenomen. Ook de salarissen staan nu nog meer in verhouding met de geleverde productiviteit (stijging van 5 posities naar positie 20).
6. Flexibilisering van de arbeidsmarkt, gepaard met toenemende bescherming van werknemers leidt tot meer werkgelegenheid en minder ongelijkheid.
Vele West-Europese economieën hebben vanaf 1990 hun arbeidsmarkt hervormd en ingezet op een meer flexibele arbeidsmarkt. Volgens Volberda “hoeft een toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt niet altijd gepaard te gaan met afnemende bescherming van werknemers. Hoge niveaus van flexibiliteit van de arbeidsmarkt en toenemende arbeidsbescherming zoals in Denemarken, Noorwegen, Zweden en Nederland hebben juist bijgedragen aan meer werkgelegenheid en minder ongelijkheid”. Gezien de dreigende uitstoot van banen in de middenklasse en groei in het hogere en lagere segment stelt Volberda dat “overheden naast flexibiliteit en mobiliteit juist veel meer moeten inzetten op werknemersbescherming in de vorm van her- en bijscholing.”
7. Zwitserland heeft de koppositie weten te behouden en de VS is de nieuwe runner-up. Grootste stijger in de top 10 is Hong Kong (plaats 6), terwijl Singapore, Zweden, de UK en Japan allemaal een plaats zijn gedaald.
Door blijvende investeringen in talent en innovatie weet Zwitserland (eerste positie) de koppositie te behouden; het land heeft een nummer 1-positie op innovatie en het bedrijfsleven is het meest geavanceerd. De VS is gestegen naar de tweede plaats door de efficiënte markten, slimme en geavanceerde bedrijven en een krachtig innovatiesysteem. Toch blijft het land nog steeds achter lopen op basisfactoren zoals investeringen in primair onderwijs en gezondheidszorg.
8. Naast westerse geavanceerde economieën zijn ook opkomende economieën steeds beter in staat om te innoveren.
Naast de gevestigde economieën zijn ook steeds meer opkomende economieën zoals China, India en in mindere mate Indonesië succesvol in het creëren van innovatie-hotspots. De aard van innovatie is volgens Volberda veranderd; het is niet meer gedreven door enkele onderzoekers in een bedrijf of universiteitslaboratorium, maar veel meer een proces van co-creatie tussen onderzoekers op verschillende locaties. De positieve effecten van doorbraakinnovaties voor bedrijven en de samenleving zijn duidelijk zichtbaar in ontwikkelde economieën, maar blijven uit bij opkomende economieën. De maatschappelijke impact van innovaties in landen als China en India is vooralsnog zeer gering omdat bedrijven en mensen maar beperkt toegang hebben tot nieuwe technologieën.
Bron: Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM)