Money Matters: In de olie
Iedere manager kent wel de Boston Consultancy Group-matrix, met die hond, die koe, die ster en dat vraagteken. Subsidiegevers waarschijnlijk ook, het lijkt wel alsof zij zich er keer op keer door laten inspireren. Pomp wat geld in de ‘vraagtekens’, de producten met een relatief klein marktaandeel en een groeiende markt en ze zullen wellicht uitgroeien tot ‘sterren’, winstgevende producten met een relatief hoog marktaandeel in een groeimarkt.
Zo lijkt ook het kabinet geredeneerd te hebben toen het subsidies verstrekte aan projecten die geacht worden bij te dragen aan de kenniseconomie. Vanwege nieuwe meevallers bij de aardgasbaten konden in de tweede helft van 2005 allerlei voorstellen voor die investeringsprojecten worden ingediend, te betalen door het Fonds Economische Structuurversterking. In totaal heeft het kabinet 141 miljoen euro aan subsidies verstrekt. 61 miljoen euro daarvan is gegaan naar projecten, waarvan het Centraal Planbureau van tevoren had aangegeven dat ze niet voldoen aan de basiscriteria om tot een gunstig maatschappelijk rendement te komen.
Het Centraal Planbureau voelt zich, met andere woorden, gepasseerd. Maar wat als er wél naar het CPB was geluisterd? Was het subsidiegeld dan wel goed besteed? Vormen subsidies überhaupt een goed instrument om innovaties aan te zwengelen? Dat is zeer de vraag. Het probleem is – om de BCG-Matrix er weer even bij te pakken – dat er binnen menige onderneming zo veel ‘cash cows’ zijn. Binnen een onderneming die zonder al te veel inspanning goed geld verdient, is de drang om te innoveren minimaal. Waarom zou je innoveren? Het gaat toch goed? Nou dan? En als daar ook nog eens een subsidie bij komt, is dat ook niet bepaald stimulerend. Wat geld erbij? Mooi, hoeven we ons nog minder uit te sloven!
Dit klinkt misschien wat karikaturaal allemaal, maar kijk eens naar de olimaatschappijen. In naam hebben zij zich de afgelopen jaren omgevormd tot ‘energiebedrijven’, die behalve van olie afgeleide producten ook windenergie, zonne-energie en andere vormen van alternatieve energie leveren. In de praktijk komt er van al die projecten op het gebied van de alternatieve energie weinig terecht. En de hoge olieprijs van de afgelopen tijd is ook bepaald niet bevorderlijk voor diversificatie en innovatie.
Menige zwartdenker verwacht dat het geringe innovatievermogen van de oliemaatschappijen rampzalige gevolgen zal hebben. De redenatie luidt ongeveer als volgt: de olie raakt uitgeput, olie wordt dus duurder, de oliemaatschappijen verdienen hier steeds meer aan, ze innoveren dus niet, en andere partijen kunnen het niet. We hebben hier immers te maken met een kapitaalintensieve sector, waar nieuwe partijen maar heel moeilijk toegang toe krijgen. Uiteindelijke gevolg: de wereld komt zonder energie te zitten.
Dit is natuurlijk erg zwartgallig geredeneerd. Zo ver hoeft het natuurlijk niet te komen. Maar subsidies om alternatieve energie te ontwikkelen lijken geen redmiddel, integendeel. “Necessity is the mother of invention”, luidt een Engelse uitdrukking. Vrij vertaald: niet geld, maar armoede maakt rijk.