Money Matters: Collectivist Cruijff
“Voordat ik een fout maak, maak ik die fout niet”, zegt Johan Cruijff. En veel fouten heeft hij niet gemaakt in zijn leven. Niet als voetballer, niet als trainer, en ook niet in de afgelopen jaren toen hij zich opeens ontpopte als managementgoeroe met verstand van leiderschap. Sterker nog, Cruijff blijkt ook op dit terrein een meester.
Op het eerste gezicht lijken de denkbeelden van Johan Cruijff misschien niet erg diep. “Ik ben niet zo’n type wie er veel over nadenkt”, zegt hij zelf ook. “Ik – of beter gezegd wij – hebben het goed gedaan. Al onze drie kinderen zijn goed terecht gekomen. Of dat door hun karakter komt of door hun opvoeding, zullen we maar in het midden laten.” Maar wie denkt dat Cruijff niets te melden heeft over leiderschap, vergist zich. Alleen, zoals de titel van het boek luidt dat Pieter Winsemius over de denkbeelden van Cruijff over leiderschap heeft geschreven: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt.”
En zo is het: de ideeën van Cruijff over leiderschap zijn zo gek nog niet, maar je moet ze wel even laten bezinken. En origineel zijn z’n denkbeelden ook, in elk geval geen ’tussenhaakjesverschijnsel’ (zoals Cruijff het noemt). Kan ook niet anders, want zoals Cruijff zegt: “Ik ben geen type wie achter de dingen aanloopt.” We moeten in elk geval niet te licht over zijn managementtheorieën denken, want: “Dat vind ik een negatieve invloed wie geen enkele zin heb.”
Wat behelzen die ideeën van Cruijff dan? Centraal staat het idee dat de trainer zich niet moet richten op de stervoetballer, maar op de mensen eromheen die sterspelers zoals Cruijff in staat moeten stellen te schitteren. Niet de solist, maar het collectief verdient aandacht. Volgens Winsemius is het in het bedrijfsleven precies hetzelfde: de ‘waterdrager’ van het elftal is te vergelijken met de backoffice. Daar mogen geen fouten worden gemaakt, zodat het grillige gedrag van de sterren (de marketeers, de CEO’s) kan worden opgevangen. Die backoffice (inkoop, financiën etc.) is het stevige fundament waarop de rest van het bedrijf rust. Niet altijd even zichtbaar voor de buitenstaander, maar de Cruijffiaanse leider weet: juist dat fundament moet goed zijn. Want: “Als het niet goed gaat, dan gaat het niet goed”. Maar aan de trainer/leider de taak om verbeteringen te forceren.
Aan de hand van Cruijff komt Winsemius tot vier persoonlijke kwaliteiten waarover een leider moet beschikken: behalve de perfecte uitvoering van de sleuteltaken door de ‘waterdragers’, is dat de bevordering van een sterke teamgeest. De leider doet dat mede door grote waarde toe te kennen aan het eigen initiatief en aan het ondernemerschap van zijn medespelers. Cruijff spreekt in dat verband van een vastomlijnd, maar flexibel plan. Duidelijkheid en geloofwaardigheid is een vierde benodigde eigenschap. In deze voorwaarde komen alle andere factoren samen. En daarin is Cruijff natuurlijk een meester, getuige zinnen die staan als een huis zoals: “Je kunt niet van de Italianen winnen, maar ze kunnen wel van je verliezen.”
Jammer is misschien wel dat Cruijff zelf zijn ideeën nooit aan het papier heeft toevertrouwd. Hoewel het aan de andere kant natuurlijk wel prettig is dat een heldere denker als oud-minister Winsemius de soms wat weerbarstige Cruijffiaanse logica heeft gekraakt. Zo zie je maar weer: elk nadeel heb zijn voordeel.