Marktoverzicht: ‘Accountancy’
Twintig, vijfentwintig jaar geleden was de accountant nog een meneer. Hij kwam een paar keer per jaar over de vloer, verleende administratieve hand- en spandiensten en stelde de jaarrekening op. Zonder morren betaalde de onderneming zijn honorarium. De controle van de jaarrekening was nu eenmaal verplicht, een noodzakelijk kwaad, en het betalen van de accountant was voor de ondernemer zoiets als belasting betalen – net zo onvermijdelijk. Lange tijd ging het de accountants, met hun traditionele controleproduct, dan ook voor de wind. Kantoren groeiden autonoom, grote fusies waren er ook, en er verrezen steeds grotere en mooiere panden. Halverwege de jaren tachtig zag de bedrijfstak zich voor het eerst genoodzaakt tot wezenlijke prijsverlagingen van soms tientallen procenten. De autonome groei was tot stilstand gekomen en om nieuwe klanten moest gevochten worden. Door de hardere concurrentie en de conjuncturele neergang aan het begin van de jaren negentig bleven de declaraties van de accountant onder druk staan. Daarna is het nooit meer geworden zoals het was. De accountantsbranche werd in de loop van de jaren negentig een dynamische – om niet te zeggen swingende – bedrijfstak en de onkreukbare accountant een vlotte ondernemer. In 1993 werd ook nog eens bepaald dat behalve de registeraccountant (RA) ook de accountant-administratieconsulent (AA) de wettelijk verplichte controle van de jaarrekening mag uitvoeren. Daarmee werd de concurrentie en de dynamiek in de branche nog verder aangewakkerd. Maar misschien wel de belangrijkste verandering van de markt heeft zich in de jaren negentig aan de vraagzijde voltrokken. Ondernemers zijn toen kostenbewuster geworden als het ging om de accountant en zijn controleproduct – en dat kostenbewustzijn is tot op de dag van vandaag sterk aanwezig. De ondernemer slikt niet langer alles voor zoete koek; hij neemt geen genoegen meer met een niet-gespecificeerde declaratie voor ‘diensten verricht in het derde kwartaal’. De declaratie van de accountant is menig ondernemer altijd al een doorn in het oog geweest. Veel geld voor weinig toegevoegde waarde – weinig zichtbare toegevoegde waarde tenminste. Vroeger dachten ondernemers dat alleen, nu zeggen ze het ook. De klant van de accountant ziet bovendien geen verschil tussen de controle van het ene of het andere kantoor. Dat was vroeger geen reden om van accountant te wisselen, nu wel. Dus shoppen ondernemers vaker en vragen ze bij verschillende kantoren offertes aan. En de ondernemingen selecteren daarbij vooral op prijs, hoewel ze ook meer verstand van zaken hebben dan vroeger. Veel controllers en CFO’s hebben tenslotte ervaring als accountant. Menig controller of CFO is zelfs afkomstig van het accountantskantoor dat de controle doet en heeft inzicht in de werkzaamheden van de accountant en de opbouw van de declaratie. Zo weet hij waar de onderneming geld kan besparen. “Wij onderhandelen om de vier jaar met de accountant. Dat zijn hele vervelende discussies. Wij onderhandelen op het scherpst van de snede. Als opdrachtgever heb je twee drukmiddelen. Het eerste is dat je een deel van de controle kunt verschuiven van de interne naar de externe accountant. Het tweede is dat je een ander kantoor kunt nemen als je niet tevreden bent”, zegt Kees van Lede, commissaris van Akzo, in een recent interview in het tijdschrift De Accountant. Waarheen? Onder druk van de verhevigde concurrentie en de toegenomen mondigheid bij de afnemers is de controleomzet van de accountantskantoren in de afgelopen jaren niet of nauwelijks gestegen. Ondertussen zijn de kosten wel gestegen. En of de toegenomen efficiency de winstgevendheid op lange termijn op peil kan houden, is de vraag. Het is niet alleen moeilijk om de prijs van de controle te laten stijgen, er zijn nieuwe kosten bij gekomen. Zo kosten beroepsaansprakelijkheidsverzekeringen tegen schadeclaims de accountants altijd veel geld. En door affaires zoals die rond Enron (zie verder) zijn de premies met tientallen procenten gestegen. Waar moet de groei van de accountantskantoren vandaan komen? Enkele jaren lang hebben de grote kantoren – de voorlopers van de huidige grote vier KPMG, PricewaterhouseCoopers, Deloitte en Ernst & Young voorop – hun hoop gevestigd op de adviespraktijk. In hoog tempo dijden ze uit tot een soort warenhuizen voor zakelijke en financiële dienstverlening. Behalve voor controle en organisatie- en belastingadvies stonden de kantoren ook in toenemende mate klaar voor bijvoorbeeld fraudeonderzoek, fusies en overnames, milieuzorg, personeelsbeleid, werving en selectie en beveiligingsadvies. De kantoren hadden het vaak over zichzelf als een ‘one stop shop’, waar de ondernemer maar hoefde aan te kloppen als hij om advies verlegen zat. Critici wezen op de weeffouten in het concept van de ‘one stop shop’. Hoe kun je van een accountant die eet uit de hand van degene die hij moet beoordelen, verwachten dat hij voldoende onpartijdig is om de jaarstukken naar behoren te controleren? Dat gold zeker voor een accountant nieuwe stijl. Die accountant is ondernemer; ondernemers willen geld verdienen en geld verdienen is niet altijd synoniem met integriteit. De accountant-ondernemer moet steeds efficiënter werken (risico: steeds oppervlakkiger onderzoek), op prijs concurreren (risico: jonge broekies met weinig ervaring en grote verantwoordelijkheden) en nieuwe diensten bedenken die hij zijn klanten kan aanbieden. En hoe objectief is de controlerende accountant die je een adviseur aanraadt van zijn eigen kantoor? En dreigt er geen loyaliteitsconflict als een van beiden merkt dat de ander slecht werk heeft geleverd? Dit soort vragen werd nogal eens als academisch afgedaan. Nu niet meer, sinds alle boekhoudschandalen waarbij de accountants een dubbelrol hebben gespeeld. Zeker niet sinds Enron – ‘an accident waiting to happen’ –, waarbij Arthur Andersen jaarlijks voor 27 miljoen dollar aan consultancydiensten verzorgde (naast de controle die zelf ‘slechts’ 25 miljoen opleverde). Besmet Vanaf ongeveer 1997 zijn tientallen schandalen aan het licht gekomen, culminerend in Enron. Deels zijn deze wellicht veroorzaakt door slappe knieën als gevolg van belangenverstrengeling tussen controle en advies, deels door andere factoren zoals buigen onder druk van het management, dat de beurskoers wil opstuwen om zijn optiepakketten lucratief te kunnen verzilveren. Enron viel, sleepte in zijn val Arthur Andersen mee en tastte de reputatie van de hele accountancysector aan. Er kwam een nieuwe regelgeving van de Securities and Exchange Commission (SEC) die ook geldt voor Nederlandse bedrijven met een notering op Wall Street, en daarvan afgeleid kwamen er regels van het NIVRA. Negen adviesdiensten zijn daarin expliciet verboden bij controleklanten, zoals werving en selectie, juridisch advies en interimmanagement. Daarmee worden de ambities van de grote kantoren om verder uit te groeien tot een ‘financiële supermarkt’ doorkruist. Veel min of meer ‘besmette’ adviesdiensten worden of zijn stap voor stap afgebouwd. KPMG stootte recentelijk bijvoorbeeld wervingsbureau KPMG Ebbinge af en nog vele onderdelen zullen volgen. De organisatieadviseurs van Deloitte & Touche heten nu Braxton. De organisatieadviseurs van KPMG, PricewaterhouseCoopers en Ernst & Young zijn overgenomen door Atos Origin, IBM en Cap Gemini. Maar de ontvlechting is verre van compleet. Neem KPMG. Voor de buitenwereld zou nu de indruk kunnen ontstaan dat KPMG geen adviseurs meer heeft. Zo is het niet. Wat werd afgestoten was vooral de grootschalige ICT-implementatie van pakketten als Oracle en PeopleSoft, het interimmanagement en de boardroom consulting (strategie) à la McKinsey. De meeste adviesdiensten blijven binnen de muren van the firm. Sommige van deze adviesdiensten, zoals legal, interimmanagement en personeelswerk, zijn in de VS verboden verklaard voor de cliënten bij wie KPMG ook de boeken controleert, aan andere diensten, zoals belastingadvies, worden strengere voorwaarden gesteld. De grote vier houden echter met kracht vast aan een zekere mate van multidisciplinaire dienstverlening, en dan vooral de combinatie van controle (gemiddeld 50 procent van de omzet) en belastingadvies (gemiddeld 30 tot 40 procent). De grote kantoren geloven in de synergie tussen de twee en proberen niet toe te geven aan de sterk toenemende druk om geen belastingadvies meer te geven aan klanten van de accountants. En ook audit-gerelateerd advies zoals transaction services, integrity & investigation services en riskmanagement willen ze graag binnenboord houden. Andere diensten waar zij veel brood in zien, liggen – ironisch genoeg – in controle. Zoals de komst van de nieuwe regels voor de jaarrekening van de IFRS (International Financial Reporting Standards) waaraan alle beursgenoteerde ondernemingen van de EU per 2005 moeten voldoen. Dit lijkt voor de accountantskantoren weer allerlei nieuw werk op te leveren. Vertrouwen En dan zijn er nog allerlei groeimogelijkheden voor nieuwsoortige controleactiviteiten, stelt Jacco van Kleef, die aan NIVRA-Nijenrode afstudeert op het onderwerp selectie van accountants met de scriptie ‘Selectie en beoordeling van accountants’. “In de afgelopen jaren is het aantal controleplichtige bedrijven sterk toegenomen en zijn tal van andersoortige ‘vertrouwensproducten’ ontstaan. Beide ontwikkelingen leveren commerciële kansen voor accountants. Waar in het verleden vooral jaarrekeningen van een accountantsverklaring werden voorzien, wenst het maatschappelijk verkeer voor steeds meer andersoortige zaken de kennis en kunde van de accountant aan te wenden. Voorbeeld hiervan is de introductie van Assurance Services vanuit Amerika. Naast een verklaring bij financiële gegevens worden ook accountantsverklaringen mogelijk bij onder andere controleobjecten zoals geautomatiseerde systemen, processen en toekomstgerichte informatie”, aldus Van Kleef. Ook aan mededelingen van accountants bij milieuverslagen en sociale jaarverslagen is mogelijk toenemende behoefte. “Enerzijds wordt de accountant dus beperkt in zijn dienstenassortiment, anderzijds ontstaan er nieuwe producten die de accountant kansen bieden.” Eind goed, al goed voor de accountant? Terug naar controle als kernactiviteit? Zoals in het grijze verleden, toen de accountant een meneer was? Niet helemaal. Want, zegt Van Kleef, ongeveer elk groot accountantskantoor heeft inmiddels wel negatief in de publiciteit gestaan, zodat de goede reputatie van de kantoren is aangetast. Terwijl die reputatie en de persoonlijke relatie met de accountant in het verleden juist belangrijke selectiecriteria waren om met een bepaalde accountant in zee te gaan en hem jarenlang aan te houden. Die reputatieschade kan al snel leiden tot een verdere verzakelijking in de relatie tussen onderneming en accountant. Hetzelfde geldt voor de Sarbanes-Oxley Act en de code-Tabaksblat: deze codes voor corporate governance gaan ervan uit dat de onderneming zelf de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de accountant kritisch dient te beschouwen. “Zowel in de aanbestedende als in de evaluerende fase van een dienstverleningsrelatie zullen deze aspecten een rol moeten spelen”, aldus Van Kleef. “Al met al heeft de accountant op velerlei vlakken te maken met een markt die sterk in beweging is. Naast prijsconcurrentie en verandering van de productportefeuille ontwikkelen er zich kansen (en tegelijkertijd bedreigingen) in de vorm van kritischer cliënten, een kritisch maatschappelijk verkeer en wetgeving…” En dit alles vereist van de accountant ‘steeds meer commerciële deskundigheid en vaardigheid’. Door Jan Bletz