Laagstbetaalden en topverdieners vertrekken eerder
Van de arbeidsmigranten die zich na 1999 in ons land vestigden, heeft 20 procent Nederland na twee jaar al weer verlaten. Na vier jaar is dit 40 procent. Ruim 60 procent van deze personen komt uit een EU-land. De overgrote meerderheid is gedurende hun hele verblijf werknemer.
Van de vertrekkers heeft 93 procent een baan als werknemer, van de blijvers is dat 88 procent. Een eigen bedrijf of een uitkering bindt arbeidsmigranten meer aan Nederland dan een baan. Van de blijvers heeftt 3 procent een eigen bedrijf en 4 procent een uitkering, tegen slechts 1 procent zelfstandigen en 2 procent uitkeringsontvangers onder de vertrekkers.
Meer topverdieners onder vertrekkers
Zowel de personen met de laagste inkomsten als de topverdieners vertrekken eerder dan de middeninkomens. Van de vertrekkers heeft 48 procent een inkomen van minder dan 1 000 euro per maand tegen 26 procent van de blijvers. Het percentage topverdieners onder de vertrekkers (18) is hoger dan onder de blijvers (16).
Een huwelijkspartner en schoolgaande kinderen zijn eveneens bindende factoren. Migranten met partner en/of kleine kinderen moeten immers ook rekening houden met huisgenoten als ze de beslissing nemen om wel of niet te migreren. Vooral gescheiden mannen en verweduwde vrouwen zijn minder mobiel dan andere alleenstaanden: gescheiden mannen omdat ze bijvoorbeeld kinderen hebben die bij hun ex-partner wonen, verweduwde vrouwen omdat ze recht hebben op een uitkering.