Kroatië voert volgend jaar de euro in
Kroatië voldoet aan alle voorwaarden om op 1 januari 2023 te kunnen toetreden tot de eurozone, vinden de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB). Het land, dat op 1 juli 2013 lid werd van de Europese Unie, kan zijn nationale munt kuna vervangen door de euro als ook de andere EU-landen en het Europees Parlement daarmee instemmen. Dan wordt Kroatië het twintigste euroland.
Het Balkanland is al enkele jaren fanatiek bezig om euroland te kunnen worden. Daarvoor moet het aan een reeks eisen voldoen voor wat betreft onder meer het inflatiepeil, de langetermijnrente, de betalingsbalans, het begrotingstekort en de staatsschuld. De voortgang is de afgelopen jaren scherp in de gaten gehouden door de commissie en de ECB. Ondanks de Covid-19-pandemie en de gevolgen van de Russische invasie in Oekraïne is de regering in Zagreb volgens de experts geslaagd.
Over het voorstel zal de Eurogroep (de ministers van Financiën van de eurolanden) naar verwachting in juni een advies uitbrengen, waarna alle EU-regeringen ermee akkoord moeten gaan. Het Europees Parlement moet er ook een positief advies over geven voordat de definitieve beslissing valt.
In juli 2020 trad Kroatië al toe tot een Europees wisselkoersmechanisme met een vastgestelde spilkoers van de kuna om te voorkomen dat het land in de aanloop naar de invoering van de euro zijn munt devalueert om een concurrentievoordeel te krijgen. Vorig jaar september tekende de gouverneur van de Kroatische nationale bank een overeenkomst met de commissie en de Eurogroep om met de voorbereiding van het ontwerp en de uitgifte van de Kroatische euromunt te kunnen beginnen. Alle acht euromunten hebben een nationale en een gemeenschappelijke, Europese zijde. De huidige munteenheid, de kuna, zal in 2023 worden teruggetrokken.
De commissie, het dagelijks bestuur van de Europese Unie, prijst de voortvarende economische en monetaire integratie in de EU van de voormalige Joegoslavische republiek uitvoerig. Alle EU-landen zijn verplicht de euro in te voeren. Dat geldt alleen niet voor Denemarken, dat in 1992 een uitzondering kreeg omdat de bevolking sterk tegen invoering van de euro is. Alleen Bulgarije, Tsjechië, Hongarije, Polen, Roemenië en Zweden voldoen nog niet aan de eisen om die stap te kunnen zetten, concludeert de commissie in haar tweejaarlijkse rapport over de voortgang van de monetaire convergentie in de EU, dat in parallel met het ECB-rapport is gepubliceerd.