Kredietcrisis raakt ondernemingsfinanciering
Nog even een korte reminder omtrent Bazel II. Het oorspronkelijke Bazel I-akkoord was erop gericht de solvabiliteit en stabiliteit van banken te bevorderen. In het Bazel I-akkoord was onder meer bepaald dat het eigen vermogen van een bank minimaal 8 procent dient te zijn van de (naar risicograad gewogen) vorderingen.
Omdat er in dit eerste akkoord geen koppeling werd gelegd tussen de vermogenseis en de daadwerkelijke risico’s, lokte dit uit dat de banken bij een gelijke dekkingsgraad hogere risico’s aangingen (hogere rendementen). Menig CFO zal zich kunnen herinneren dat de bank niet in hem geïnteresseerd was bij een overmatige solvabiliteit, maar juist ondernemingen stimuleerde genoegen te nemen met een wat krappere solvabiliteit.
In het nieuwe Bazel II-akkoord wordt terdege rekening gehouden met de daadwerkelijk gelopen risico’s. Banken dienen dus aan hogere kapitaaleisen te voldoen naarmate het risico van de verstrekte leningen groter is. Om de juiste kapitaalseisen te kunnen koppelen aan de leningrisico’s hebben de banken fors moeten investeren in de risicobeoordeling van de kredietnemer aan wie de leningen zijn of worden verstrekt.
De informatie die de banken voor de beoordeling van die risico’s minimaal moeten hanteren, is afkomstig van de kredietnemer, en veel CFO’s hebben dan ook lijstjes met vragen ontvangen (zie kader). Zo krijgt iedere kredietnemer een credit rating. Uit de rekenvoorbeelden wordt ook duidelijk dat het mes van de credit rating aan twee kanten snijdt, waardoor een sterke hefboom voor de rentabiliteit van het vermogen van de bank ontstaat.
De credit rating is namelijk zowel van invloed op de te hanteren rentevergoeding als op het vereiste eigen vermogen dat de bank dient aan te houden. De credit rating krijgt daarmee een centrale plaats in de kredietverstrekking. De kredietcrisis van de afgelopen maanden heeft duidelijk gemaakt dat bij veel banken de methodiek ten aanzien van de risicobepaling niet geheel op orde was.
De risico’s ten aanzien van hypotheken en vooral ook de afgeleide, gesecuritiseerde hypotheekportefeuilles bleken vele malen groter dan eerst werd aangenomen. Aan de ene kant zal dit ertoe leiden dat de credit rating die aan de kredietnemer wordt toegekend verder verscherpt zal worden.
Als de banken dit zelf al niet ter hand nemen, zal er vanuit de toezichthouders wel extra op worden gelet. Dit proces wordt ongetwijfeld versterkt door de lagere economische groei, die een aantal bedrijven in de winstgevendheid zal raken. Ongetwijfeld zal ook dit jaar blijken dat sommige ondernemingen een grotere economische gevoeligheid hebben dan veel analisten hadden aangenomen. Het belang van de financiële communicatie wordt alleen maar belangrijker en vereist specifieke kennis van de relevante onderwerpen.
Aan de andere kant zullen ook de rentetarieven die aan de kredietnemers in rekening worden gebracht, verder gaan differentiëren. De banken zullen in het algemeen verder aan hun eigen rentabiliteit (moeten) werken. Het verschil in rentetarief tussen kredietnemers met een hoge en een lage credit rating zal dus verder toenemen. Daarmee komen de gevolgen van Bazel II en de uitwerkingen van de kredietcrisis direct op het bord van de CFO van een veelheid van niet-financiële ondernemingen.
GERT M. JOCHEMS is oprichter van Financial Markets Conduct, een adviesbureau voor vraagstukken op het raakvlak van financiële dienstverlening en toezicht