Klacht van NBA tegen oud-topman Vestia ongegrond
Wevers was financieel eindverantwoordelijke voor de woningcorporatie. De corporatie had een derivatenportefeuille die uiteindelijk groeide tot circa 20 miljard euro. Wevers is in zijn toezicht als financieel directeur tekort geschoten, zo luidde de klacht. De treasurer kreeg alle ruimte om de derivatenportefeuille met miljarden uit te breiden, meldde de NBA in haar klaagschrift. De beklaagde wees erop dat externe toezichthouders geen reden zagen voor een waarschuwing, laat staan voor ingrijpen, ten aanzien van het derivatenbeleid. Ook gaven de controlerende accountants hun goedkeurende verklaring aan de jaarrekeningen van Vestia. Volgens de Accountantskamer heeft de NBA dit niet weersproken. Ook heeft de klager niet aangegeven welke maatregelen de oud-topman nog meer had moeten nemen om de situatie beter te monitoren.
Ook zou de beklaagde onvoldoende gereageerd hebben op drie alarmerende brieven van de ING, ABN AMRO en Rabobank. Wat betreft die laatste bank: Wevers gaf bij de parlementaire enquêtecommissie aan dat hij die brief niet kende. Klagers hebben ‘niet aannemelijk gemaakt dat de betrokkene die brief wel kende’, aldus de tuchtrechter. In de brief van ABN AMRO werd juist een positief beeld geschetst van Vestia. Tevens moest die brief volgens de beklaagde gezien worden met de fusie tussen de bank met Fortis op de achtergrond. Klagers hebben die visie niet weerlegd. De klacht dat de oud-topman onvoldoende kennis van zaken had op gebied van derivaten is door de tuchtrechter eveneens ongegrond verklaard. Voor zijn functie was specialistische kennis van derivaten helemaal niet vereist.
De klacht is in alle onderdelen ongegrond verklaard.
(Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle)
Lees ook: