Internationaal bedrijfsleven ziet stijging in aanpak corruptie
In Nederland denkt een kwart van het topmanagement dat de eigen boekhouder niet is gekwalificeerd om fraude op te sporen. Meer dan een op tien bedrijven heeft zelfs geen idee of er sprake is van fraude binnen het eigen bedrijf.
Dit onderzoek toont aan dat bedrijven de risico’s onder ogen zien en zich meer inspannen om corruptie te bestrijden. Tegelijkertijd bestaat er geen eenduidige nationale wet- en regelgeving, waardoor inspanningen op het gebied van compliance worden ondermijnd.
37 landen hebben inmiddels het OESO-verdrag over bestrijding van omkoping geïmplementeerd, maar de wijze waarop de bepalingen in de nationale rechtssystemen zijn omgezet verschilt per land. Het is niet eenvoudig om de verschillende wettelijke verplichtingen goed te begrijpen, laat staan ze in grensoverschrijdende gevallen toe te passen.
Gezien de meer verbeten houding van de Amerikaanse overheid, ook buiten de eigen landsgrenzen, richting de handhaving van de Foreign Corrupt Practices Act (FCPA), dienen ondernemingen hun begrip van deze wet te vergroten. Feitelijk is de FCPA de internationale standaard, maar slechts een derde van de respondenten beweert de wet goed te kennen.
‘Bedrijven kunnen zich niet veroorloven de verplichtingen van de FCPA en andere anti-omkoopwetten te verwaarlozen. Compliance is zeker geen zaak die uitsluitend SEC-registrants of Amerikaanse staatsburgers aangaat,’ verklaart Sylvie Bleker, senior manager Fraud Investigation & Dispute Services van Ernst & Young.
In Nederland is de situatie gemiddeld beter dan in de rest van de wereld. Toch stelt 4% van de bedrijven dat fraude een groot probleem vormt, is 14% vorig jaar met omkoping en corruptie geconfronteerd en heeft meer dan de helft vorig jaar het aantal interne onderzoeken vergroot. Ook justitie en/of toezichthouders hebben de afgelopen jaren in toenemende mate onderzoek verricht.