IASB maakt einde aan Nederlands goodwill-paradijs

fallback
De huidige mogelijkheid om gekochte goodwill onmiddellijk af te boeken van het eigen vermogen verdwijnt. Dit blijkt uit de recente voorstellen voor de verwerking van goodwill in de jaarrekening van de International Accounting Standards Board (IASB), de organisatie die verantwoordelijk is voor de internationale verslaggevingsregels die vanaf 2005 verplicht worden voor alle beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie. De gevolgen voor de verslaglegging van fusies en overnames in de jaarrekening zijn verstrekkend.

Lange tijd hebben de meeste Nederlandse ondernemingen de in het geval van een overname betaalde goodwill onmiddellijk en rechtstreeks ten laste van het eigen vermogen verantwoord. Dit was toegestaan in de wet en de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Het voordeel van deze methode is dat de betaalde goodwill de latere resultaten van de overnemende partij niet beïnvloedt. Dit is anders als goodwill wordt geactiveerd op de balans en afgeschreven over de economische levensduur. Immers, dan vermindert de afschrijvingslast het jaarlijks resultaat. Internationaal is het rechtstreeks afboeken van goodwill ten laste van het eigen vermogen sinds 1995 niet meer toegestaan. Ook de Raad voor de Jaarverslaggeving heeft besloten om met ingang van het boekjaar 2001 de afboeking van goodwill ten laste van het eigen vermogen niet meer aanvaardbaar te laten zijn in het licht van de internationale ontwikkelingen. Echter, omdat de wet deze methode nog steeds toestaat past een aantal ondernemingen deze methode nog steeds toe. Met name financiële instellingen maken gretig gebruik van deze mogelijkheid. Het wetsontwerp dat deze methode niet langer toestaat is al jaren in behandeling, maar nog steeds niet goedgekeurd. Inmiddels is het de vraag of het wetsontwerp niet achterhaald is door de internationale ontwikkelingen die al weer een stapje verder zijn. Onvoorspelbaarheid Met ingang van 2002 zijn de Amerikaanse regels voor de verwerking van fusies en overnames aangepast. Ten eerste wordt geen verschil meer gemaakt tussen fusies en overnames. In alle gevallen moet een overnemende partij worden geïdentificeerd, zelfs bij een fusie van gelijkwaardige partijen. Ten tweede moet de goodwill die de overnemende partij verantwoord worden geactiveerd en mag daarop niet meer worden afgeschreven. Dit lijkt vanuit het standpunt van de ondernemingen het beste van twee werelden. Geen rechtstreekse afboeking ten laste van het eigen vermogen met het bijbehorende effect en evenmin een jaarlijkse afschrijving met het negatieve effect op de resultaten. Echter, volgens de nieuwe regels moet jaarlijks een test worden gedaan of de reële waarde van de goodwill niet lager is dan de boekwaarde, in welk geval een afboeking van de goodwill moet plaatsvinden ten laste van de winst-en-verliesrekening. Met andere woorden, er moet een ‘annual impairment test’ worden verricht waarbij de impairment (afboeking van goodwill voor verlies aan marktwaarde) ten laste van het resultaat wordt geboekt. Dit kan leiden tot een grotere volatiliteit van de getoonde resultaten. Immers, in de periode dat het met de onderneming minder gaat zullen de vooruitzichten ook wat somberder zijn bij het bepalen van de reële waarde van de gekochte goodwill. De afboeking leidt dan nog eens tot een versterking van deze negatieve tendens. Het gevolg is dus minder voorspelbare, meer volatiele resultaten. De IASB heeft nu voorgesteld om dezelfde wijziging door te voeren als de Amerikaanse. Aangezien in de EU is besloten de standaarden van de IASB te volgen, betekent dit dat Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen uiterlijk in 2005 met deze gewijzigde regels in aanraking komen. Ook alle Nederlandse banken en verzekeringsmaatschappijen zullen vanaf 2005 deze internationale regels moeten volgen. Gezien het beleid van de Raad voor de Jaarverslaggeving om de internationale standaarden te volgen, zullen ook alle andere Nederlandse ondernemingen hiermee worden geconfronteerd. De internationale ontwikkelingen waren voor VNO-NCW onlangs aanleiding om de Tweede Kamer te verzoeken nog even te wachten met het aanpassen van de wet. Immers, als de wet nu wordt doorgevoerd moeten ondernemingen nu over op het stelsel van activering van goodwill en afschrijving terwijl zij naar verwachting over enkele jaren dan weer opnieuw over moeten op een nieuw stelsel, namelijk activeren en niet afschrijven maar jaarlijks een impairment test uitvoeren. Dit komt de consistentie en vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen niet ten goede. De minister van Justitie heeft dit argument resoluut van de hand gewezen en stelt dat rechtstreekse afboeking van goodwill ten laste van het eigen vermogen naar de huidige maatstaven geen goed beeld meer geeft van de financiële positie en resultaten van de onderneming. Reële waarde Bedacht moet echter worden dat de nieuwe wettelijke bepalingen waarschijnlijk pas met ingang van 2004 van toepassing zullen worden terwijl in 2005 in elk geval de beursgenoteerde ondernemingen en alle Nederlandse banken en verzekeraars over moeten op de internationale verslaggevingsregels (International Financial Reporting Standards, IFRS) van de IASB. Wat is volgens de nieuwe regels de reële waarde van goodwill? Dit lijkt een oneigenlijke vraag omdat goodwill wordt gedefinieerd als een restbedrag, namelijk het bedrag dat overblijft als men van de kostprijs van een onderneming het saldo van de reële waarde van de activa en verplichtingen aftrekt. Er bestaat dus eigenlijk niet zoiets als een reële waarde van gekochte goodwill, hooguit kan men spreken van de reële waarde van de ingrediënten waaruit salderend de goodwill wordt berekend. Voor de bepaling van de reële waarde van de goodwill moet dus de reële waarde van zowel het geheel (de hele onderneming of een hele divisie/business unit/dochter) worden bepaald alsmede de reële waarde van de daartoe behorende individuele activa en verplichtingen. Het saldo wordt vergeleken met de boekwaarde. Indien de boekwaarde hoger is dan de reële waarde wordt afgeboekt, anders gebeurt er niets. Moet dit proces zich jaarlijks herhalen? Ja, tenzij de resultaten van een impairment test zodanig zijn dat er een hele grote marge zit tussen reële waarde en boekwaarde. In dat geval mag de onderneming stoppen met het uitvoeren van de jaarlijkse impairment test voor de goodwill op dit onderdeel totdat interne of externe indicatoren aangeven dat de reële waarde van de goodwill significant gedaald kan zijn. Kostbare exercitie Moet dit voor elke gekochte dochter afzonderlijk? Hoe zit het dan met de integratie van onderdelen na een fusie, moet dan de goodwill worden gevolgd? De goodwill impairment test moet worden uitgevoerd op een vrij hoog niveau in de organisatie. Over het algemeen zullen dit business units of divisies zijn. Daardoor zal het probleem van integratie van onderdelen zich minder snel voordoen aangezien de integratie waarschijnlijk slechts binnen een business unit of een divisie zal voordoen en niet daartussen. Het betekent wel dat er saldering kan plaatsvinden tussen goed- en slechtlopende, overgenomen en zelf uitgebouwde activiteiten binnen een business unit of divisie. Dit kan afboeking van goodwill voorkomen, zelfs bij een miskoop. Al met al valt te verwachten dat de internationale ontwikkelingen op het terrein van de verantwoording van gekochte goodwill zullen leiden tot een grotere volatiliteit van netto-resultaten. En tot een grote jaarlijkse kostenpost voor overnemende ondernemingen. De jaarlijkse goodwill impairment test kan namelijk een tijdrovende en kostbare exercitie worden. Over de auteur Leo van der Tas RA is partner vaktechniek bij Ernst & Young Accountants, hoogleraar externe berichtgeving aan de Faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam en lid van het International Financial Reporting Interpretations Committee van de IASB