‘Hij nam de telefoon niet eens op’

Mag of moet een minister-president zich met een overnamezaak bemoeien? Of moet hij zich afzijdig houden? In een brief aan de Tweede Kamer stelt minister Bos van Financiën dat er bij de zaak ABN AMRO 'geen toegevoegde waarde was' om de regeringsleider in te zetten.

Bos had meerdere malen gesprekken met Nout Wellink, president van De Nederlandsche Bank over de ontstane situatie. Als eerste kwam een fusie tussen ING en ABN AMRO op tafel. Op dat moment had The Children’s Investment Fund (TCI) net zijn brief gestuurd om dé bank onder druk te zetten en was er nog geen formeel bod van Barclays of van het consortium van Banco Santander, Royal Bank of Scotland en Fortis.

Bos wilde niet intervenieren bij de mededingautoriteiten mocht het tot een fusie van de twee Nederlandse grootbanken komen. De minister geeft aan dat er niet werd gesproken over ingrijpen richting één van de partijen bij een fusie. ‘Dat was ook moeilijk voor te stellen in een situatie waarin twee partijen onderhandelden over fusiecondities in schuivende marktomstandigheden, waarin de koers van ABN AMRO na de TCI-brief bleef oplopen.’ Wel toonde Bos zich bereid om met Rijkman Groenink om tafel te zitten om over de fusieplannen te praten.

MORELE STEUN
Vraag is ook of een fusie wel verstandig was geweest. De combinatie was ongetwijfeld een dominante speler geworden op de Nederlandse markt. Zowel zakelijke als particuliere klanten hadden hier geen baat bij gehad, vooral omdat op de bancaire markt toch al bitter weinig wordt geconcurreerd. Met het samengaan van ING en ABN AMRO was die situatie alleen maar verslechterd.

Daarnaast konden de twee topmannen, Michel Tilmant en Rijkman Groenink, elkaar niet luchten of zien. VVD-leider Mark Rutte kwam daar onlangs op terug bij de presentatie van het boek ‘de val van ABN AMRO’. ‘Die fusie liep vast op de ego’s van de twee topmannen’, constateerde hij. Vervolgens legde hij de Zwarte Piet bij premier Balkenende. ‘Hij is gevraagd te bemiddelen, maar nam de telefoon niet eens op.’

De bank stelde eerder al dat de premier vorig jaar weigerde om met bestuursvoorzitter Groenink een gesprek aan te gaan om de fusieonderhandelingen vlot te trekken. Een meerderheid van de Kamer vond ook dat Balkenende een actievere rol had moeten spelen. VVD-kamerlid Hans Weekers: ‘We zijn niet voor protectionisme, maar Balkenende had op zijn minst morele steun moeten verlenen.’ Ook bij ABN was er weinig begrip voor de opstelling van de premier. ‘Die maand had hij wel tijd om op de AutoRAI in een Spyker te gaan zitten.’

De premier verdedigde zich door te zeggen dat hij geen bevoegdheid heeft bij fusies of overnames in het bedrijfsleven. Bij banken ligt die bevoegdheid volgens hem bij De Nederlandsche Bank en bij de minister van Financiën. In de brief aan de Kamer voegt Bos daaraan toe dat hij op voorhand geen redenen zag voor een gesprek tussen Groenink, Wellink en Balkenende. ‘Een dergelijk gesprek zou immers net zo goed met mij kunnen worden gevoerd. Dat lag voor de hand, gezien de wettelijke taak in het geval van een overname van een van de grootste banken van het land.’

Daarnaast vond Bos dat hij niet de premier in een positie wilde brengen waarvan ‘op voorhand niet duidelijk was of het zou worden uitgelegd als ongeoorloofde bemoeienis met een aangelegenheid tussen private partijen. Nu onduidelijk was waar de gevraagde politieke steun uit zou moeten bestaan – anders dan informele, mondelinge steun van de betrokken ondernemingen – was evenmin helder wat dan de toegevoegde waarde van een gesprek met de minister-president zou moeten zijn.’

AFSPRAAK GESCHRAPT
Balkenende had een tijdstip in zijn agenda gevonden om met Groenink en Wellink te praten, maar schrapte deze later omdat hij zich kon vinden in het gebrek aan toegevoegde waarde zoals Bos dat schetste. Bij die overweging speelde dat een publieke afkeuring over de TCI-brief door Wellink had geleid tot een publieke afkeuring door de Europese Commissie en met name commissaris McCreevy.

Een gesprek met Groenink en Wellink had Balkenende ook niet geloofwaardig gemaakt. De premier had zich immers anderhalf jaar daarvoor negatief uitgelaten over de bemoeienis van zijn Italiaanse collega Silvio Berlusconi bij de overname van Antonveneta door ABN AMRO. In de tussentijd haalde de actualiteit de discussie in.

Als gevolg van de brief van TCI maakte de koers van ABN AMRO een dermate sprong omhoog dat een fusie met ING een gepasseerd station was. Dé bank was inmiddels te duur voor ING geworden. Later, toen de overnamebiedingen van het consortium en Barclays, er lagen, probeerde Wellink om bij Balkenende op de koffie te komen om over de overnamestrijd te komen praten. Ook daar zagen Bos en Balkenende op dat moment de toegevoegde waarde niet van in.

Directeur Jan Maarten Slagter van de Verening van Effectenbezitters stelt in het Financieele Dagblad dat de premier weinig verschil had kunnen maken. ‘ABN was voor tachtig procent buitenlands. Dat gold ook voor personeel en aandeelhouders. Die laten zich niet door de premier één kant op dirigeren.’

Uiteindelijk ging na een zenuwslopende overnamestrijd de bank voor EUR 71,1 miljard naar het consortium van Santander, Royal Bank of Scotland en Fortis. Die banken verdelen de buit, maar naar nu blijkt is het geen voordelige koop geweest. Dat becijferde dezelfde financiële krant. Royal Bank of Scotland moest het afgelopen kwartaal GBP 5,9 miljard afboeken op portefeuilles met slechte leningen. Een derde van dat bedrag komt van de nieuwe dochter ABN AMRO.

De Schotten doen nu een recordemissie om de solvabiliteit weer op peil te krijgen. Fortis zegt in een persbericht dat zijn deel van ABN AMRO een ‘onderliggende’ nettowinst maakt van EUR 319 miljoen. Echter, uit de presentatie van de cijfers concludeert de krant een winstbijdrage van EUR 84 miljoen.

Reden van het verschil is volgens de krant dat in de onderliggende winst geen rekening is gehouden met onderdelen die geen van de consortiumleden wil hebben en die dus te koop staan. En die EUR 84 miljoen verdwijnt als sneeuw voor de zon als men kijkt naar de EUR 108 miljoen die Fortis aan rente moet betalen voor alle leningen die nodig zijn om de aankoop van EUR 24 miljard te doen.

Resteert nog de integratiekosten van EUR 33 miljoen. Al met al komt het bedrag dan op EUR 85 miljoen in de min uit. Santander lijkt er nog het beste uit te springen. De Spaanse bank verkocht het door ABN AMRO met veel moeite verkregen onderdeel Antonveneta meteen met winst door en spekte daarmee zijn bankrekening. Voor de rest lijkt de bank een dure koop.

door Ronald Bruins

Gerelateerde artikelen