Grensoverschrijdend ondernemen

fallback
Onderneemt u over de grens en overweegt u voor de buitenlandse activiteiten een (buitenlandse) dochtermaatschappij op te richten? Of geeft u de voorkeur aan een vaste inrichting? Let bij een dergelijke beslissing op de volgende fiscale mogelijkheden en valkuilen.

Wat is het verschil tussen een buitenlandse vennootschap en een vaste inrichting?
Een buitenlandse rechtspersoon/vennootschap wordt in het land van vestiging belast naar haar wereldwijde winst. Uitgekeerde dividenden en/of gerealiseerde vermogenswinst bij verkoop van aandelen vallen veelal onder de Nederlandse deelnemingsvrijstelling. Zo wordt deze winst niet twee keer onderworpen aan een winstbelasting.

Onder een vaste inrichting (VI) wordt, kort samengevat, verstaan: het beschikken over een bepaalde bedrijfsactiviteit zonder dat deze activiteit in het buitenland is ondergebracht in een rechtspersoon. Of er al dan niet sprake is van een VI in het land in kwestie, hangt af van de activiteiten en de organisatie daarvan. Dit wordt in eerste instantie getoetst aan de lokale wetgeving in dat land. Via onder andere belastingverdragen wordt overigens voorkomen dat de winsten dubbel (zowel in het land waar de VI is gevestigd als in Nederland) worden belast. In Nederland zullen de resultaten van de VI immers als onderdeel van de wereldwijde winst van de BV moeten worden aangegeven. De Nederlandse wetgeving is erop gericht om het deel van de totale winst dat aan de VI kan worden toegeschreven, hier in Nederland een vrijstelling te verlenen.

Wat heeft de voorkeur?
Die vraag is helaas niet een, twee, drie te beantwoorden. Het hangt van vele factoren af, bijvoorbeeld van de vraag of de buitenlandse activiteit in aanvang verliesgevend zal zijn. Verliezen van een VI maken deel uit van de wereldwijde winst van een BV en zijn op basis hiervan direct aftrekbaar in Nederland. Als de VI in de toekomst winst gaat maken, zullen eerdere verliezen wel van invloed zijn op de hoogte van de voorkoming van dubbele belastingen. De voorkoming wordt namelijk beperkt door de verliezen die al van de Nederlandse winst van een VI zijn afgetrokken. Eenzelfde beperking geldt indien de VI wordt omgezet in een vennootschap.

Als u vanaf het begin direct gaat werken met een buitenlandse vennootschap, kunt u bij aanhoudende verliezen besluiten de vennootschap te liquideren. U kunt de verliezen dan onder strikte voorwaarden bij een eventuele liquidatie van de buitenlandse vennootschap van de Nederlandse winst aftrekken.

Vermogen buitenlandse vennootschap versus vermogen VI
Een volgende factor die van invloed kan zijn op de keuze vormt de toerekening van vermogensbestanddelen. Bij een lokale vennootschap is deze toerekening vrij gemakkelijk: wat de vennootschap aanschaft, behoort tot haar vermogen. Hiertoe heeft de vennootschap echter wel vermogen nodig. Dit kan eigen vermogen of vreemd vermogen zijn. Als het land waar de buitenlandse vennootschap is gevestigd kapitaalbelasting heft, bent u bij een kapitaalstorting belasting verschuldigd. Verstrekt de Nederlandse moedervennootschap een lening, dan is de rente belast in Nederland en in principe aftrekbaar in het buitenland. Meestal zal het buitenland een bronbelasting op interest inhouden (deze belastingsoort kennen we niet in Nederland). Ook hiervoor kunt u in Nederland een bescheiden verrekening claimen.

De vraag hoe het zit met de toerekening van vermogensbestanddelen van een VI is minder makkelijk te beantwoorden. Een eerste complicerende factor is dat vanuit Nederlands fiscaal perspectief vermogen toegerekend dient te worden aan die VI. Een tweede factor is dat ook de lokale fiscus deze toerekening moet accepteren. Omdat een VI fiscaal gezien onderdeel uitmaakt van de Nederlandse BV, kunnen echter tussen deze twee entiteiten geen kapitaalinjecties plaatsvinden of leningen verstrekt worden. Dit heeft als voordeel dat u hierdoor ook niet te maken hebt met bijvoorbeeld buitenlandse kapitaalbelasting en bronbelasting op interest.
Houdt u er wel rekening mee dat het buitenland wellicht een belasting kan heffen op winsten die vanuit het buitenland aan Nederland betaald worden.

Oprichtingsperikelen
Een laatste factor vormen de oprichtingsperikelen. Een buitenlandse vennootschap zal meestal notarieel opgericht dienen te worden en ingeschreven moeten worden in het lokale handelsregister. Goede begeleiding is hierbij noodzakelijk. Een vaste inrichting behoeft veelal geen notariële oprichting, maar dient meestal wel ingeschreven te worden in het lokale handelsregister.

Gerelateerde artikelen