Fiscale en beloningsaspecten van een ‘management buy out’

fallback
Indien er sprake is van een 'management buy out' (hierna: mbo) wordt het management eigenaar of mede-eigenaar van (een gedeelte van) de onderneming waarvoor men werkzaam is. Naast de vele financiële en juridische aspecten die bij een dergelijke investering een rol spelen, dient het management zich bij de structurering van de participatie tevens te beraden op hun persoonlijke fiscale positie. In dit artikel worden de belangrijkste fiscale aspecten die hierbij een rol spelen in kaart gebracht. De nadruk ligt hierbij op de wijze van participeren, de financiering van de investering en de mogelijke beloningsaspecten die hierbij een rol spelen.

Wijze van participeren
Vanuit fiscaal oogpunt is het voor de wijze van participeren zeer belangrijk hoe groot het belang van de individuele manager in de onderneming zal zijn onder de mbo. Indien het belang minder dan 5% van de aandelen of van een klasse van aandelen in de onderneming betreft, kwalificeert de investering als inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Over box 3 vermogen wordt jaarlijks (voor zover de persoonlijke vrijstelling wordt overschreden) een forfaitair rendement van 4% in aanmerking genomen, welk rendement tegen een vast tarief van 30% wordt belast. Omdat werkelijke voordelen die worden behaald met de investering zoals dividenden en de eventuele winst gerealiseerd bij verkoop van de aandelen niet belast worden, is het in de meeste gevallen voordelig om een aandelenbelang van minder dan 5% in privé aan te houden.

Indien de manager middels de mbo een belang van 5% of meer in (een klasse van) de aandelen van de onderneming verwerft, is er voor fiscale doeleinden sprake van een aanmerkelijk belang (box 2). Inkomsten uit een aanmerkelijk belang (dividend, verkoopwinst) worden belast tegen een vast tarief van 25%. Indien de manager een aanmerkelijk belang in de onderneming verkrijgt is het veelal raadzaam om dit belang onder te brengen in een zogenaamde persoonlijke houdstervennootschap (hierna: holding). In deze situatie houdt de manager alle aandelen in de hiertoe opgerichte holding en houdt de holding op haar beurt het belang in de onderneming. De holding kan onder de deelnemingsvrijstelling dividenden en verkoopwinsten die op c.q. met de aandelen in de onderneming worden gerealiseerd onbelast genieten. Pas bij uitkering van deze opbrengsten door de holding aan de manager vindt de aanmerkelijk belangheffing van 25% plaats. Overige resultaten die in de holding worden behaald (bijvoorbeeld een management vergoeding) worden belast met vennootschapsbelasting tegen een tarief van 34.5%.

In beginsel kan het management gezamenlijk één holding oprichten om hun belang in de onderneming te houden. Echter, om discussies tussen het management ten aanzien van het te voeren dividendbeleid, uittreding etc. te voorkomen verdient het aanbeveling om iedere manager een eigen holding te laten oprichten.

Het bovenstaande vormt een algemeen overzicht van de wijze waarop door het management kan worden geparticipeerd in het aandelenkapitaal van de onderneming. Afhankelijk van de persoonlijke financiële en fiscale positie van de betrokken managers kan de investering worden geoptimaliseerd door gebruik te maken van andere financiële instrumenten. In dit kader kan bijvoorbeeld gedacht worden aan winstdelende (hybride) geldleningen die door het management worden verstrekt aan de onderneming of aan converteerbare obligaties.

Financiering investering
In veel gevallen kan de manager de deelname in de onderneming onder een mbo niet, of niet geheel, vanuit eigen middelen financieren en dient een lening te worden aangegaan. Indien de manager een belang van minder dan 5% houdt en vanuit privé deelneemt in de onderneming is de rente op een dergelijke lening niet aftrekbaar. De hoofdsom van de lening komt wel in mindering op het box 3 vermogen van de manager en vermindert derhalve het forfaitair rendement dat in aanmerking wordt genomen. Indien de manager de participatie in de onderneming middels een holding heeft gestructureerd kan de financiering door de holding worden aangegaan. De rente die op een dergelijke financiering verschuldigd is door de holding, is in beginsel aftrekbaar voor vennootschapsbelastingdoeleinden. Om deze aftrek te kunnen effectueren dient hier een belaste bate tegen over te staan. In dit verband kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een management vergoeding die wordt betaald aan de holding of toekomstige belaste rendementen.

In de meeste mbo’s verkrijgt het management samen met één of meerdere zakelijke investeerders (‘venture capitalists’) het eigendom van de onderneming. Deze zakelijke investeerder treedt normaliter op als de financier van de mbo. In een dergelijke situatie kan de financieringsbehoefte van het management worden beperkt zonder het mogelijke rendement negatief te beïnvloeden. Dit kan, bijvoorbeeld, door het management alleen het recht op de toekomstige winstreserves te laten kopen door middel van het gebruik van preferente aandelen of verschillende klassen van aandelen. Dit kan ook worden bereikt door de zakelijke investeerder een deel van zijn investering in de vorm van vreemd vermogen te laten verschaffen. De venture capitalist is hier veelal slechts toe bereid indien dit vreemd vermogen kan worden geconverteerd in aandelen (die gerechtigd zijn tot de winstreserves) indien het door hun beoogde rendement op de investering niet of onvoldoende wordt bereikt.

Tenslotte wijzen wij er op dat er juridische beperkingen bestaan voor de onderneming om te assisteren bij het verwerven van haar eigen aandelen. Deze beperkingen betreffen zowel directe financiering als een garantstelling bij een derde partij in verband met de financiering van de investering door de manager.

Beloning van het management
Zoals eerder beschreven bestaan er situaties waarbij een zakelijke investeerder het management wenst te assisteren bij de financiering van hun investering. Voor een dergelijke investeerder is de kwaliteit van het management namelijk van doorslaggevend belang voor het behalen van het beoogde rendement op de investering. In een dergelijke situatie is de gerechtigdheid van het management tot de winstreserves van de onderneming groter dan op basis van het door hen geïnvesteerde vermogen aannemelijk zou zijn. De mate van gerechtigheid wordt veelal afhankelijk gemaakt van de prestaties van de onderneming en/of het rendement van de zakelijke investeerder. Dergelijke structuren worden ook wel ‘ratchet-schemes’ genoemd. Hierop bestaan in de praktijk vele verschillende varianten. Onder dergelijke ratchet-schemes wordt aan de investering in de onderneming vaak het kwalitatieve vereiste verbonden dat het management in dienst is van, of diensten dient te verrichten voor, de onderneming. Bij beëindiging van het dienstverband dient de manager zijn investering ter verkoop aan te bieden, eventueel tegen een gereduceerde prijs of onder verrekening van een boete.

Indien het rendement dat de manager kan behalen afhankelijk is van behaalde prestaties en dit rendement slechts kan worden gerealiseerd bij voortduren van het dienstverband, dan neigt dit eerder naar een beloning van het management voor verrichte diensten dan naar inkomsten uit vermogen. Dit kan tot gevolg hebben dat de Belastingdienst het door het management gerealiseerde voordeel als inkomen uit een dienstbetrekking kwalificeert en in de loonheffing betrekt. Of en in hoeverre hiervan sprake is, is met name afhankelijk van het financieel risico dat de manager loopt met de investering en de zakelijkheid van de prijs die door de manager wordt betaald voor het belang.

Naast het topmanagement dat deelneemt in de mbo dient aandacht te worden besteed aan de tweede laag van het management en het overige personeel van de onderneming. Om de belangen van met name de tweede laag van het management op één lijn te krijgen met die van de zakelijke investeerder en het topmanagement kan worden overwogen om dit management ook deel te laten nemen in het aandelenkapitaal van de onderneming. Omdat een dergelijke deelname tot doel heeft de werknemers aan de onderneming te binden en te motiveren, wordt de participatie veelal gestructureerd als een prestatiegerichte beloning in plaats van een investering. Het is raadzaam om vooraf aandacht te besteden aan de structurering van een dergelijke prestatiegerichte beloning omdat dit van invloed kan zijn op de verhouding tussen de aandeelhouders en de kosten hiervan tevens tot discussie met de zakelijke investeerder kan leiden.

Samenvatting en conclusies
Uit het bovenstaande blijkt dat het aanbeveling verdient om voorafgaand aan de mbo nadere aandacht te besteden aan de fiscale structurering van de deelname van het management. Omdat de fiscale gevolgen afhankelijk zijn van de persoonlijke omstandigheden van de betrokken manager en er tevens sprake kan zijn van tegengestelde belangen tussen managers onderling, de onderneming en de venture capitalist, adviseren wij om vooraf duidelijk advies in te winnen van een onafhankelijke deskundige adviseur. Tevens is het raadzaam om ten tijde van de structurering van de deelname van het management reeds aandacht te besteden aan de beloning van het overige personeel. Het introduceren van een prestatiegerichte beloning verschaft de unieke mogelijkheid om de belangen van alle bij de onderneming betrokken partijen op één lijn te zetten, teneinde de slagingskans van de mbo te verhogen.

PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V.
mr. J. Visbeen, janet.visbeen@nl.pwc.com en drs A.C. Kruseman Aretz
andrew.kruseman.aretz@nl.pwc.com

Gerelateerde artikelen