Familiebedrijf ziet niets in ‘one-tier board’
Sinds begin dit jaar hebben familiebedrijven de mogelijkheid om een ‘one-tier board’ in het leven te roepen, waarvan zowel uitvoerende als niet-uitvoerende bestuurders deel uitmaken.
Uit onderzoek van KPMG onder vijfhonderd familiebedrijven blijkt dat slechts 4% van de ondernemingen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een dergelijke bestuursvorm in te voeren. Bijna 20% van de bedrijven overweegt om de ‘one-tier’ board binnen nu en twee jaar in te voeren. Van de bedrijven die geen verandering van bestuursvorm overwegen, geeft bijna 40% aan goed uit de voeten te kunnen met een apart bestuur en een gescheiden Raad van Commissarissen. Zo’n 40% van de onderzochte ondernemingen vindt overigens dat de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven groter wordt nu Nederland zich aansluit bij het in het algemeen gebruikelijke one-tier bestuursmodel.
De onderzochte familiebedrijven blijken de versnelling van het besluitvormingsproces als één van de belangrijkste voordelen van het one tier-model te zien. Ook vinden de ondernemingen dat dit bestuursmodel de informatievoorziening aan de niet-uitvoerende bestuurders verbetert. Bijna 60% van de onderzochte bedrijven vindt bovendien dat een hoger aansprakelijkheidsrisico voor niet-uitvoerende bestuurders een stimulans is om het toezicht actiever uit te voeren.
Overigens verwachten de onderzochte bedrijven nauwelijks mutaties in hun Raad van Commissarissen als gevolg van de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht. “Een belangrijke bepaling van de nieuwe wet is dat een natuurlijk persoon bij niet meer dan vijf grote NV’s, BV’s of stichtingen lid mag zijn van de Raad van Commissarissen of een ander toezichthoudend orgaan”, zegt Ernst Groenteman van KPMG.
Groenteman: “Dat geldt ook voor het aantal posities dat mag worden ingenomen als niet uitvoerend bestuurder in een one-tier board. Het voorzitterschap van een RvC of een one-tier board telt hierbij dubbel. Bijna 90% van de bedrijven geeft echter aan geen veranderingen in de samenstelling van hun Raad van Commissarissen te verwachten. De wet geeft bovendien streefcijfers voor de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen binnen zowel de Raad van Bestuur als de Raad van Commissarissen. Het uitgangspunt is hierbij is dat sprake is van een evenwichtige verdeling wanneer vrouwen minimaal 30% van het aantal zetels bezetten.
Uit het onderzoek blijkt dat ruim 70% van de onderzochte bedrijven de wettelijk vastgestelde verdeling afwijst. Bijna 90% van de ondernemingen geeft dan ook aan dat de huidige samenstelling van de Raad van Bestuur niet voldoet aan de wet. Datzelfde geldt voor de samenstelling van de Raad van Commissarissen. Een meerderheid van de onderzochte bedrijven geeft aan ook in de toekomst niet van plan te zijn rekening te houden met de streefcijfers, noch voor de samenstelling van de Raad van de Bestuur, noch voor de samenstelling van de Raad van Commissarissen. Hoewel op het nakomen van de streefcijfers geen sanctie staat, worden bedrijven die tekort schieten wel verplicht om uit te leggen waarom zij in gebreke blijven. Familiebedrijven geven aan op zoek te zijn naar de beste kandidaat voor de functie ongeacht of dit een man of een vrouw is.”