Duurzaam ondernemen mondjesmaat ingebed in organisaties

Duurzaam ondernemen is nog maar mondjesmaat ingebed in de strategie en organisatiestructuur van Nederlandse bedrijven en organisaties. 40% van de onderzochte organisaties geeft aan geen formeel vastgesteld beleid te hebben waar ecologische, economische en sociale aspecten van hun bedrijfsvoering bij elkaar komen. Bovendien kent meer dan de helft (52%) van de organisaties geen geformaliseerde functie die zich specifiek richt op duurzaam ondernemen.

Dit blijkt uit de Duurzaamheidbarometer van PricewaterhouseCoopers (PwC). PwC ondervroeg 165 spelmakers (directeuren, managers, CSR-officers en ander beleidsverantwoordelijken) werkzaam bij zowel bedrijfsleven, overheid als NGO’s. De resultaten zijn opvallend omdat 81% van de respondenten stelt dat de aandacht rond duurzaam ondernemen de afgelopen twee jaar wel degelijk is toegenomen binnen hun organisatie. Bij 60% blijkt deze toegenomen aandacht uit de strategie, bij 46% uit de gedragscode en bij 45% uit de meetbare doelen die zijn opgesteld.

De toegenomen aandacht vertaalt zich zelden in het aanvragen van subsidies voor innovaties en aanpassingen (13%), aantrekken van adviseurs (19%) en het aanpassen van (IT-)systemen om ook daadwerkelijk duurzaamheidprestaties te meten of te monitoren (20%). Opvallend is verder dat slechts een derde van de respondenten stelt dat de toegenomen aandacht heeft geleid tot het intern meer beschikbaar stellen van geld, en dat een kwart (27%) meer specialistische mensen op dit terrein aanstelt.

Volgens Klaas van den Berg, sustainability leader bij PricewaterhouseCoopers, blijkt dat de sterk toegenomen aandacht voor duurzaamheid zich beperkt vertaalt naar de interne organisatie. “Het zijn veelal de grote beursgenoteerde bedrijven die de aandacht op zich vestigen met duurzaamheidbeleid, monitoring en rapportage. Voor veel bedrijven geldt echter dat ze het strategisch belang van duurzaam ondernemen erkennen, maar dat tegelijk de vertaling naar opstellen van beleid en beschikbaar maken van menskracht mondjesmaat wordt ingevuld.” Een ruime meerderheid (58%) voelt dat de druk om duurzaam te ondernemen toeneemt. Deze druk komt met name van de directie (63%), maar ook werknemers (45%), afnemers (40%) en overheid (39%) spelen daarbij een belangrijke rol.

De belangrijkste drijfveren voor duurzaam ondernemen zijn imago- en reputatieversterking, vervullen van voorbeeldfunctie binnen de sector, voldoen aan wet- en regelgeving en behoud van klanten en marktaandeel. “De drijfveren zijn opvallend genoeg toch nog vaak defensief van aard en met name gericht op reputatieschade en afbreukrisico”, aldus Klaas van den Berg.

“Directe zorg om het milieu speelt veel minder een rol dan wij aanvankelijk dachten en ook het creëren van nieuwe kansen of onderscheidend vermogen wordt minder vaak genoemd. Dat verrast ons zeer. Men doet mee omdat men het gevoel heeft dat ze niet achter kunnen blijven. Daarbij kijken ze meer naar bedreigingen, zoals marktaandeelverlies en sancties als gevolg van wet- en regelgeving, dan naar kansen om bijvoorbeeld nieuwe afzetmarkten te creëren.”

Het merendeel van de respondenten (52%) voorziet geen belemmeringen bij het opstellen van beleid rondom duurzaam ondernemen. Van de deelnemers die wel belemmeringen ervaren worden vooral onvoldoende menskracht (46%), onvoldoende kennis en expertise (44%) en financiële en concurrentie overwegingen (42%) genoemd.

Meer dan de helft (60%) van de organisaties rapporteert naast financiële resultaten ook over nietfinanciële resultaten. Vanzelfsprekend zijn dit vooral de organisaties die duurzaam ondernemen ingebed hebben in hun strategie en organisatiestructuur. Een kleine meerderheid van hen brengt een apart maatschappelijk jaarverslag uit. De overige van hen integreren hun niet-financiële resultaten in het jaarverslag.

Ruim tweederde (68%) laat het maatschappelijk jaarverslag door een onafhankelijke derde, zoals een accountant, verifiëren. De belangrijkste redenen daarvoor zijn het borgen van betrouwbaarheid en creëren van meerwaarde (beiden 66%). Redenen die te kwalificeren zijn als kwaliteitsoverwegingen. Klaas van den Berg noemt dit “een positief signaal”.

Strategische, ethische en sociale prestaties krijgen de meeste aandacht in het maatschappelijk jaarverslag, gevolgd door milieu en maatschappelijke betrokkenheid. Klaas van den Berg verwacht dat organisaties de komende jaren in toenemende mate over nietfinanciële resultaten zullen gaan rapporteren. Ook uit andere onderzoeken van PwC – zoals de Transparantiebenchmark duurzaamheid – blijkt deze trend.

“Reeds 14% van de respondenten uit de Duurzaamheidbarometer is dit het komende jaar of in de verdere toekomst van plan. Daarbij zal een op specifieke lezersgroepen toegesneden wijze van rapporteren centraal staan, waarbij internet dé manier is om te communiceren over duurzaamheid.”

Opvallend is dat op dit moment aandeelhouders zelden worden genoemd als initiator op het gebied van ecologische, economische en sociale thema’s. Respondenten vinden dat zij een grotere rol zouden moeten spelen.

NGO’s trekken juist een te grote broek aan, zo blijkt uit de barometer. Gevraagd naar het belang van duurzaam ondernemen zijn respondenten bijna unaniem van mening dat het essentieel is voor het op lange termijn overleven van bedrijven, en dat het thema de komende jaren nadrukkelijk op de maatschappelijke agenda zal blijven staan. Zorgpunten hierbij zijn de wildgroei aan keurmerken en certificaten op het gebied van duurzaamheid en het feit dat jaarverslagen maar beperkt worden gelezen.

De slotconclusie is dat de urgentie van duurzaam ondernemen in de volle breedte toeneemt, maar dat organisaties achterblijven met het thema goed te borgen. Alle reden om de vinger aan de pols te houden.

Gerelateerde artikelen