De consument is destructief
In een vrijemarkteconomie valt er voor politici niet in te grijpen en beperken economisten hun werk tot het verklaren van economische verschijnselen. Het valt te betwijfelen of je daarmee een gastoptreden in het mediacircus kunt verwerven.
De vraag waarom die consumentenbestedingen zo centraal staan, valt simpel te beantwoorden: door een meetfout! Ons bruto nationaal product (BNP) bestaat uit de som van de consumentenbestedingen, de investeringen van de private sector, de overheidsbestedingen en het saldo van ex- en import. In symbolentaal wordt dit als volgt weergegeven: BNP = C + I + O + (Ex – Im).
In veel ontwikkelde landen maakt de C ongeveer twee derde van het totaal uit. Het BNP geeft echter een zeer onvolledig beeld van de economische activiteit binnen een land. Door uit te gaan van hetgeen er aan eindproducten wordt geleverd, blijven alle intermediaire leveringen en alle halffabricaten buiten beschouwing. De verklaring daarvoor ligt uiteraard in het vermijden van dubbeltellingen.
Aan de andere kant blijft hierdoor een belangrijk deel van de economische bedrijvigheid buiten beeld. Binnen de economische wetenschap heeft Mark Skousen al in 1990 op dit probleem gewezen. Inmiddels heeft de Amerikaanse overheid hierop gereageerd door het Bureau of Economic Analysis opdracht te geven om een nieuwe maatstaf te ontwikkelen voor het meten van economische activiteit.
Deze zogeheten Gross Output (GO) laat zien dat het BNP ongeveer de helft uitmaakt van het bruto product (GO). Verder blijkt dat de consumentenbestedingen ongeveer 40 procent vormen van het bruto product en de private investeringen 52 procent.
OVERSCHAT
Investeren is belangrijker dan men denkt. Zeker indien wordt meegenomen dat ook het bruto product geen zuivere maatstaf is voor het meten van de bedrijvigheid. Indien alle bestedingen in een economie, inclusief de tussenhandel en de handel in tweedehands goederen, worden meegenomen, vormen de bestedingen van consumenten vermoedelijk niet meer dan een derde van de totale economische activiteit. Het belang van consumeren wordt ernstig overschat.
Consumeren betekent letterlijk het vernietigen van nuttigheden. Dit kan natuurlijk alleen indien die nuttigheden eerst zijn vervaardigd. Dat wordt mogelijk gemaakt door het productieproces. Door te consumeren worden goederen en diensten uit het economisch proces verwijderd en door de consument verteerd, waardoor het welvaartsgevoel stijgt.
Als wij in de toekomst eveneens van een stijgende welvaart willen genieten, ook in kwalitatieve zin, is het noodzakelijk om een deel van de huidige consumptiemogelijkheden te bestemmen voor het vervaardigen van productiemiddelen, waardoor het mogelijk wordt een hoger welvaartsniveau te bereiken. Dat is als het ware een indirecte wijze van consumeren; ook wel sparen genoemd.
Een van de gevaren van de keynesiaanse wereldvisie schuilt in de opvatting dat sparen betekent dat er niet wordt besteed. Dat is een verkeerde uitleg. Sparen betekent dat geld kan worden besteed aan het maken van kapitaalgoederen die in staat zijn ons in de toekomst van meer en betere goederen en diensten te voorzien. De vraag welke dat zijn, kan alleen worden beantwoord door mensen die meester zijn over het vervullen van hun behoeften en in vrijheid alle verlangens kunnen openbaren.
Alle mensen handelen echter op basis van het verlangen om hun huidige positie en situatie te verbeteren. De gewenste uitkomsten van die handelingen kunnen niet door een centrale autoriteit worden voorzien. Centrale sturing leidt onvermijdelijk tot verlies van individuele vrijheid. Het falen van centrale sturing wordt in de meeste gevallen gemaskeerd door het verstrekken van misleidende informatie.
Het ontbrekende kan niet worden geteld. Inzicht in het reilen en zeilen van de economie kan alleen worden verkregen indien de analyse begint bij de handelende mens. Het optellen van alle individuele handelingen om op die manier een soort collectieve consument te creëren brengt onze toekomstige welvaart in gevaar.
Jan Vis is directeur bij Talanton Corporate Finance BV te Houten en als adjunctprofessor Business Valuation en Value Based Management verbonden aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Deze column geeft de personlijke mening van de auteur weer.