Column: Janboerenfluitjescontrole

Door het gezag van de controleleer en de economische theorie van Limperg en de Amsterdamse school was 'volkomen controle' tot begin jaren negentig de norm. De accountantsverklaring was duidelijk en niet multi-interpretabel. Door de vercommercialisering van het wettelijk controlemonopolie is deze norm uitgehold en in 1996 stilletjes bezweken.

De accountant stelt niet zelf meer de getrouwheid van de jaarrekening vast, maar leunt op de beheersing van de onderneming door het management in plaats van andersom. De accountantsverklaring brengt dit prominent tot uitdrukking: ‘De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding.’

Anno 2005 beoordeelt de accountant nog slechts of het risico dat de ‘beweringen’ van de leiding materieel onjuist zijn, ‘aanvaardbaar’ is. Het maatschappelijk verkeer is de grote verliezer.

De ‘janboerenfluitjesbenadering’ waartegen Kleerekoper in het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde van 1933 zo succesvol heeft gefulmineerd, is terug in de vermomming van het Audit Risk Model.

Ondanks alle jaarrekeningaffaires krijgt het NIVRA maar niet genoeg van de wiskundig ogende formule die in 1981 als compromis in een appendix bij de AICPA Professional U.S. Auditing Standards is terechtgekomen. De formule is gebaseerd op a priori aannamen van algemeen omschreven risico’s: Audit Risk (AR), Inherent Risk (IR), Control Risk (CR) en Risk of Analytical Procedures (AP).

Als de accountant bedoelde risico’s laag genoeg inschat, kan hij een accountantsverklaring afgeven zonder enige detailcontrole uit te voeren. Het in de appendix meegeleverde tabelletje geeft precies aan bij welke inschattingen detailcontrole ‘overbodig’ is. De U.S. Standards waarschuwen tegen het model: “The model is not intended to be a mathematical formula…; however some auditors find such a model to be useful…”

In Nederland is het model uit deze context gehaald en voor alle controlerende accountants verplicht gesteld! In de editie 2005 van de Richtlijnen voor de Accountantscontrole is het model zelfs weer verder uitgezaaid. Limperg, Kleerekoper en De Wolff (zie mijn vorige column) draaien zich om in hun graf.

Toverformule
Deze toverformule geeft zwakke organisaties en accountants alle ruimte om uit te glijden. Het is dan ook geen wonder dat Paul Koster, de nieuwe toezichthouder van accountants, zich in zijn in september 2005 uitgesproken Nordemann-lezing zeer kritisch uitliet over de huidige accountantsverklaring: “De huidige accountantsverklaringen zijn inerte, statische verklaringen, waar de markt nauwelijks waarde in ziet.” De discussie is niet verder gekomen dan het uiten van publieke verontwaardiging door het NIVRA.

De hamvraag is natuurlijk welke zin het heeft om toezicht te houden op accountantsverklaringen die geen waarde hebben. Tot op heden is deze vraag niet beantwoord, noch door het NIVRA, noch door de wetgever, noch door de toezichthouder.

Dat het NIVRA recentelijk dan ook nog meedeelt een commissie te hebben ingesteld om na te gaan of de accountantsopleiding minder breed zou kunnen en daardoor korter duurt, is verontrustend. Om erger te voorkomen zullen commissarissen en externe accountants van met name grote ondernemingen en organisaties zelf in actie moeten komen om het schip te keren. Juist daar is de controlebehoefte immers het grootst en leidt de toverformule tot gebrek aan objectieve controle.

Drs. Ruud H. Veenstra RA heeft een lange staat van dienst als openbaar accountant van grote en internationale ondernemingen (vanaf 1970) en als onafhankelijk accountancyconsultant (vanaf 1992). Daarnaast publiceert hij regelmatig over vakonderwerpen. www.veenstraaccountancy.nl

Gerelateerde artikelen