Bijna helft bedrijven slachtoffer van fraude

fallback
De gemiddelde verliezen door economische fraude zijn in twee jaar met 40% gestegen, het gemiddeld schadebedrag per bedrijf als gevolg van economische fraude ligt in Nederland beduidend hoger dan in omringende landen en opkomende markten vormen een groot risico met betrekking tot fraude. Dat blijkt uit de vandaag gepubliceerde tweejaarlijkse 'Global Economic Crime Survey 2007' van PricewaterhouseCoopers. Aan het wereldwijde onderzoek hebben 5.400 bedrijven deelgenomen.

Nagenoeg één op de twee bedrijven is de afgelopen twee jaar wel op de één of andere manier het slachtoffer geworden van fraude. De gemiddelde verliezen ten gevolge van fraude zijn in twee jaar met 40% gestegen en ongeveer de helft van de daders komt uit het bedrijf zelf en daarvan weer een vijfde uit het hoogste management. In eenderde van de gevallen werd bij ontdekking geen aangifte bij de politie gedaan uit vrees voor de naam van het bedrijf. Bij corruptie werd in de helft van de gevallen de politie ingeschakeld.


Het onderzoek, dat iedere twee jaar onder 5.400 bedrijven verspreid over de wereld wordt verricht en het meest veelomvattende onderzoek in zijn soort vormt, is uitgevoerd in samenwerking met de Duitse Martin-Luther Universiteit in Halle-Wittenberg. Er deden 150 Nederlandse bedrijven aan mee.


In de afgelopen twee jaar is het door bedrijven geleden directe financiële verlies gestegen met gemiddeld 40% van 1,2 miljoen euro naar 1,7 miljoen euro. Het wereldwijd totale schadebedrag aan ontdekte diefstallen, verduistering, corruptie en bedrijfsspionage bedraagt tenminste 5,6 miljard euro. Vooral de grotere ondernemingen blijken vatbaarder voor fraude. Alleen al 43% van de grotere bedrijven die te maken kregen met criminaliteit verloren daardoor 3 miljard euro de afgelopen twee jaar.


Uit het onderzoek blijkt wel dat de trend die zich een aantal jaren aftekende, waarbij relatief steeds meer organisaties slachtoffer werden van fraude, te zijn doorbroken. Zowel wereldwijd (van 45% naar 43% getroffen bedrijven), als in West-Europa (van 42% naar 38%) was een afname van het percentage getroffen bedrijven te constateren.


Het percentage getroffen bedrijven zakte van 54% naar 35%. Door het wegvallen van grote fraudes uit het verleden stak Nederland gunstig af: het gemiddelde directe schadebedrag per bedrijf daalde van 3,95 miljoen euro in 2005 naar 2,45 miljoen euro in 2007.


Echter, wanneer de kosten voor het afhandelen van fraudegevallen worden meegeteld, stijgt de gemiddelde directe schade als gevolg van fraude naar 2,70 miljoen euro in 2007. Terwijl het West-Europese gemiddelde 2,02 miljoen euro is. “Nederlandse ondernemingen worden dus nog steeds zwaarder getroffen dan de ondernemingen in de ons omringende landen,” aldus André Mikkers, fraudespecialist bij PricewaterhouseCoopers.


“Hoewel het nog te vroeg is om te juichen, is er ruimte voor voorzichtig optimisme”, zegt André Mikkers. “De grote aandacht die fraude in de afgelopen tien jaar heeft gekregen, heeft geleid tot een fors gestegen bewustwording van risico’s en toegenomen inspanningen ter preventie. De investeringen in preventie beginnen hun vruchten af te werpen.”
 
Naast de directe financiële gevolgen van fraude geven bedrijven aan dat zij ook behoorlijke nevenschade hebben geleden in hun dagelijkse bedrijfsactiviteiten en hun zakelijk succes. Van de bedrijven die slachtoffer zijn geweest van fraude meldt 88% dat hun merknaam en het personeelsmoraal onder de fraude heeft geleden; 84% dat het hun relatie met andere bedrijven heeft beschadigd en voor hogere kosten van hun omgang met regelgevende instanties heeft gezorgd; en 69% zegt dat hun aandelenkoers nadelig werd beïnvloed.

Opmerkelijk is dat liefst de helft van alle daders afkomstig was uit het bedrijf zelf, de andere helft bestaat uit klanten, leveranciers of zakenpartners. De typische economische delinquent is van het mannelijk geslacht, tussen de 30 en 50 jaar oud en werkt meer dan zes jaar bij een bedrijf. Een derde van de gesnapte daders werkt zelfs langer dan tien jaar bij één baas.


Opvallend is ook, dat met name daders uit het hogere management in West-Europa veel makelijker onder aangifte van een strafbaar feit uitkomen dan lager geplaatsten. Bij de topmanagers krijgt 40% te maken met aangifte bij justitie, bij het échelon daaronder is dat percentage 61%. Maar als het dan toch tot een proces komt, kunnen leidinggevenden niet op clementie rekenen. Een senior- of topmanager hoort vaker gevangenisstraf eisen (62%) dan het lagere personeel (31%).


De door fraudeplegers genoemde redenen zijn financiële prikkels (57%), een dure levensstijl (36%) en een tegenvallende carrière (12%). Zwakke controlemaatregelen werden in een derde van alle gevallen genoemd, en verder een laag niveau van betrokkenheid bij het bedrijf (34%), betrekkelijke anonimiteit (17%), onduidelijke ethische normen binnen het bedrijf (14%) en verleiding (44%).


De meeste bedrijven zijn ervan overtuigd dat hun controlemaatregelen het door hen gelopen risico op fraude in de toekomst zullen verkleinen. Slechts 11% meent dat het waarschijnlijk is dat zij in de komende twee jaar in hun eigen land slachtoffer zullen worden van fraude. “De verwachting loopt uit de pas met de werkelijkheid”, zegt André Mikkers.


“De les die uit de resultaten van de vorige editie van dit onderzoek kon worden getrokken, geldt onverkort. Het gaat bij effectieve fraudebeheersing om het samenstel van de diverse maatregelen. Van belang is niet te volstaan met het implementeren van afzonderlijke maatregelen, maar deze in een samenhangend kader onder te brengen en doorlopend te actualiseren en onder de aandacht te brengen. Al die maatregelen zullen het meest effect sorteren in combinatie met de juiste tone at the top. Authenticiteit – doe wat je zegt en zeg wat je doet – is daarbij cruciaal.”


Uit de studie blijkt ook dat het algemene risico op fraude in staten als China, India, Brazilië en Turkije erg hoog is. In zeven grotere ontwikkelingslanden moet elke westerse onderneming die daar actief is rekening houden met een gemiddelde schade door criminaliteit van 4,4 miljoen euro. In de overige landen staat dat gemiddelde op 1,6 miljoen euro.


André Mikkers zegt hierover: “Duidelijk is dat nieuwe markten ook nieuwe risico’s met zich meebrengen. Veel van wat in Noord-Amerika en West-Europa als onacceptabel gedrag wordt beschouwd, kan in andere regio’s als normale mores worden beschouwd; ‘zo gaat het hier in dit land nu eenmaal’. De norm waaraan wordt getoetst, is niet automatisch dezelfde norm als die in het thuisland of op het hoofdkantoor wordt gehanteerd. Het is dus raadzaam om als investeerder bij aanvang van activiteiten in opkomende markten, gedegen kennis te nemen van de daar geldende en toegepaste normen, en het control- en beheerssysteem daarop af te stemmen.”


Geen enkele sector ontkomt aan fraude. Fraude komt het meest voor in de verzekerings- en detailhandelsector (57%), gevolgd door de publieke sector ( 54%), de financiële dienstverleningssector (46%) en de automobielsector (44%). De soorten fraude die het meest voorkomen per sector zijn afhankelijk van de unieke operationele kenmerken. Diefstal (30%) komt het meeste voor. Inbreuk op intellectueel eigendom werd door 15% gemeld, corruptie en omkoping door 13%, boekhoudkundige fraude door 12% en witwasoperaties door 4%.


Het onderzoek van 2007 heeft verder uitgewezen dat er een direct verband bestaat tussen de grootte van het bedrijf en de gangbaarheid van fraude. Van de bedrijven met 5.000 werknemers of meer meldt 62% fraude te hebben meegemaakt. Dit percentage daalt naar 52% voor bedrijven met 1.001 tot 5.000 werknemers en naar 32% voor kleine bedrijven met minder dan 200 werknemers.


Van de fraudegevallen werd 43% in eerste instantie ontdekt via een klokkenluidersregeling of een anderszins verkregen tip, en in 19% van de gevallen werd de aanvankelijke ontdekking gedaan door de meest effectieve controlemaatregel (interne controle). Mikkers: “Dit onderstreept het belang van een transparante bedrijfscultuur die werknemers in staat stelt onjuist gedrag te herkennen en aan te geven.”