Beeldvorming versus realiteit: Hoe staat Nederland er sociaal-economisch nu echt voor?
“Ik ga u een aantal ontwikkelingen laten zien in Nederland op sociaaleconomisch terrein”, begint Schnabel. “We hebben bij het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau) onlangs een rapport gepubliceerd over armoede in Nederland en er is best een zorgwekkende tendens gaande. Het aantal mensen dat van een lager of minimum inkomen moet rondkomen – dan moet u denken aan zo’n 1.000 euro voor een alleenstaande en zo’n 1.500 voor een gezin met kinderen – is aan het toenemen. Als je daar echt van moet rondkomen, is dat erg weinig. Dit is een belangrijk signaal voor het nieuwe kabinet.
‘Startklaar voor 4 jaar’ is de titel van het rapport dat wij voor de formatie uitbrengen. Dat doen wij altijd bij een nieuwe regering en dit rapport laat de stand van zaken in Nederland zien op verschillende gebieden zoals arbeid, onderwijs, sociale zekerheid, et cetera. Maar de overheid heeft haar plannen niet op ons rapport gebaseerd, dat dit vooraf duidelijk is. Laten we dit gaan verkennen.”
World Economic Forum
“Ik begin bij het World Economic Forum van Davos, het grote congres voor politieke en economische leiders van de wereld. Daarachter zit een instituut dat jaarlijks een rapport uitbrengt over de concurrentiekracht van de 144 verschillende economieën wereldwijd. Nederland behoort volgens het rapport tot de meest gewaardeerde en geavanceerde economieën ter wereld. Wij staan op plaats 5. Ik dacht dat we dit niet zouden halen dit jaar, maar we hebben het toch gehaald. Wat opvalt aan de top 5 is dat er allemaal kleine landen in staan. Op 1 staat Zwitserland, dan Singapore, dan Finland en dan Zweden. Als u het rapport leest, heeft u niet het gevoel dat het over Nederland gaat. ‘Fantastische infrastructuur’, aldus het rapport. ‘Uitstekend onderwijs, goede overheid en een bedrijfsleven dat agressief opereert op de internationale markten.’
We doen het dus goed. Dat betekent niet dat we op onze lauweren kunnen gaan rusten. Ik dacht dat we de top 5 niet zouden halen omdat we niet zo goed zijn in research & development. Of liever gezegd, we besteden er te weinig geld aan. Landen als Zwitserland en Zweden zitten al gauw op 3-4 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en sommige deelstaten in Duitsland op zes procent. Wij zitten op 1,6 procent en dat percentage is dalende. Er staat dan ook geen enkele Nederlandse organisatie in de top 100 meest innovatieve bedrijven. Dat is een signaal, want op termijn zullen we innovatiever moeten zijn. Mijn meest kritische punt is onze arbeidsmarkt; die is te weinig flexibel. Dat geldt voor de ons omringende landen ook, Duitsland, Frankrijk en België. We zijn wel goed in de verhouding beloning – productiviteit. Het poldermodel werkt ook nog steeds, want we staan op de vierde plaats op het gebied van samenwerking tussen werkgevers en werknemers. Maar flexibiliteit is dus een gevoelig punt. Denemarken waar ze werkzekerheid kennen in plaats van baanzekerheid doet dit wel goed, dus hier kunnen we een voorbeeld aan nemen.”
De huidige tijd in perspectief
“We hebben het niet slecht gedaan de afgelopen 20 jaar. Het is nu wel heel kritisch, wat onder meer naar voren komt in het hogere armoede cijfer. Maar tussen 1990 en 2010 hebben we het goed gedaan. Als je de inflatie eruit filtert en je 100 euro neemt in 1990, dan was dat 107 euro in 2000 en 125 euro in 2010. Dat zijn heel behoorlijke groeicijfers; onze welvaart is substantieel gestegen. Onze bevolking groeit nog en niet alleen in de breedte. Per jaar komen er zo’n 50.000 mensen bij. We hebben een vrij hoog geboortecijfer en een heel laag sterftecijfer. Nog groter is de stijging van het aantal huishoudens. Er zijn steeds meer Nederlanders die in een één of tweepersoonshuishouden wonen. In Amsterdam is meer dan 50 procent van de huishoudens een eenpersoonshuishouden. Dat betekent wel wat voor de woningbehoefte in ons land.
Het beeld van Nederland is dat we een enorm vergrijzingsprobleem hebben, maar dat is helemaal niet waar. Wij behoren nog steeds tot de jongste landen van Europa. Landen als Zweden, Duitsland en Italië zitten al op 20 procent 65 plussers. Japan gaat al naar 25 procent. Dat bereiken wij pas in 2040. We kunnen dus leren van die landen zou je zeggen, maar tot nu toe zijn er geen landen zo goed mee omgegaan als wij. We hebben fors geïnvesteerd in pensioenen en die pot bedraagt inmiddels zo’n 850 miljard euro. Meer dan de helft van het pensioenvermogen in de Eurozone bestaat uit Nederlands geld. Dat geeft ook een zorg, want blijft dat ook zo? Maar het is in ieder geval beter geregeld dan in andere landen.
Qua welvaart is er veel bijgekomen de afgelopen 20 jaar, bekijk het volgende overzicht maar:
In de Europese Unie hebben we na Luxemburg het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking. Ook internationaal doen we het uitstekend; in termen van BBP zijn we zelfs 17de wereldwijd. Je moet je realiseren dat bijvoorbeeld China – de tweede economie ter wereld – wel 80 keer zoveel inwoners heeft als Nederland, maar een BBP dat tien keer zo hoog is. Op het gebied van arbeidsparticipatie zijn wij nummer 1 of 2 in Europa en we hebben bijna de laagste werkloosheid van Europa.
Veel positieve punten dus. Maar er zijn wel ‘donkere wolken’ die steeds donkerder beginnen te worden.
De staatsschuld blijft maar groeien. Het overheidstekort voor 2012 bedraagt zo’n 4,7 procent. Het streven van het kabinet is dit jaar om onder de drie procent te blijven. De vraag is of dit realistisch is; ik heb er een vraagteken achter gezet. Het is belangrijk vast te stellen dat dit getal in tijden van hoge economische voorspoed is bepaald toen de economische groei twee tot vier procent bedroeg maar zoals u weet, dat is niet meer zo. Drie procent van het Bruto Binnenlands Product lijkt weinig, maar is heel erg veel. Het is best zorgelijk dat dit zo hoog ligt.
De werkloosheid neemt ook toe, dat is nu zeven procent. Ook hebben we 750.000 zzp’ers die in dat werkloosheidscijfer niet meetellen, ongeacht of ze wel of geen betaald werk hebben. Er zijn nu meer ondernemers in Nederland dan in de Verenigde Staten, namelijk circa 13 procent van de arbeidsparticipatie. Het aantrekken van opdrachten ziet er niet goed uit op dit moment, zeker in sectoren als de bouw. Pensioenen zijn nog altijd onzeker. Dat was altijd al zo, maar we dachten een tijdje dat dit niet zo was. Hoe dit verder zal gaan weten we niet, maar het is in ieder geval zeker dat het kabinet de sociale zekerheid verder gaat inperken. De toekomst van de euro is ook wankel, en dat geeft toch geen veilig gevoel.”
‘Bruggen slaan’ Rutte II
“Het kabinet tussen PvdA en VVD is een gearrangeerd huwelijk zou je kunnen zeggen. Toch zou het een stabiel kabinet kunnen blijken omdat beide partijen de adem in de nek voelen van respectievelijk de SP en PVV. Een gang naar de stembus zou zeer ongunstig zijn voor beide regeringspartijen, dus zullen ze ontzettend hun best doen bij elkaar te blijven. De nadruk van het beleid ligt op meer eigen verantwoordelijk voor de burger. Wij willen vasthouden aan ons Rijnlands model, dus geen tweedeling tussen voorzieningen voor arme en rijke mensen. Hoe doen we dat dan? In de zorg gaan we de eigen bijdrage en het eigen risico steeds verder verhogen. In het onderwijs moet je meer betalen als je langer onderwijs wilt genieten. We gaan ervan uit dat je dat terugverdient. Dat zijn veranderingen die we nu zien en die steeds verder zullen doorzetten.
Zijn Nederlanders opgewekt? Niet heel erg. Begin 2008, toen het hartstikke goed ging, vond meer dan 60 procent van de Nederlanders dat het ‘de verkeerde kant op ging met het land’. Die lijn is stabiel gebleven. Nederlanders zijn wat dat betreft behoorlijk realiteitsresistent. Als het goed gaat denken we dat het slecht gaat, en als het slecht gaat weten we ook zeker dat het slecht gaat. We vinden het niet zo goed gaan met Nederland, maar tegelijkertijd vinden we dat het nergens anders beter is dan in Nederland.
Over de eigen financiële situatie waren we overigens nog lange tijd positief maar sinds halverwege 2011 loopt het percentage Nederlanders dat een verslechtering van de eigen financiële situatie verwacht opeens snel op. Die stijging is gek genoeg pas laat in de crisis ingezet. Het aantal Nederlanders dat denkt dat de gevolgen van de crisis voor hen groot zijn neemt dan ook toe. Vergeleken met andere landen waren Nederlanders weinig bezorgd bij aanvang van de crisis. We zaten op dat vlak ver onder Duitsland. Duitsland heeft de weg omhoog gevonden en de bezorgdheidslijn loopt daar dan ook naar beneden, terwijl hij in Nederland juist oploopt. In Spanje en Groot Brittannië is dit cijfer overigens nog een stuk hoger.
Waar vertrouwen Nederlanders op? Het minste vertrouwen ze op het kabinet. Nederlanders vertrouwen het meeste op de televisie en de pers. Dat is niet overal zo. In Frankrijk vertrouwt niemand de televisie omdat dat overheid is. In Engeland vertrouwt niemand de pers en u weet inmiddels wel waarom. Het is dus wel opvallend dat Nederlanders de media als meest te vertrouwen institutie zien. Vakbonden en grote ondernemingen scoren ook hoog.
Waar moet meer of minder geld naar toe? Er is een grote bereidheid veel geld uit te geven voor het verlagen van de staatsschuld. Ook voor het vergroten van werkgelegenheid is veel animo, ook al is dit iets dat de overheid nauwelijks doet. Onderwijs en zorg zijn andere zaken waar men graag meer aan uitgeeft. Minder geld moet naar het stimuleren van kunst en cultuur, ontwikkelingshulp en vredesmissies. Hoeveel zou er af moeten bij kunst & cultuur? vroegen wij in een enquête. Toen bleek dat dit in de orde van grootte was van twee keer het budget van de hele kunst en cultuur sector. Beeldvorming is belangrijk. Men denkt bijvoorbeeld dat er op zorg enorm bespaard is, terwijl dit een geldstofzuiger is waar alles in verdwijnt. Van het totale budget van kunst & cultuur kan 1 academisch ziekenhuis in Nederland nog niet één jaar draaien.
Als afsluiter, de welvarende kant van Nederland. Tussen de 25-50 jaar heeft 61 procent van de Nederlanders een eigen huis, maar bijna allemaal hebben ze hier een hypotheek op zitten van gemiddeld 180.000 euro. Tussen de 50 en 65 jaar heeft zelfs tweederde een eigen huis. Ook hier zitten nog veel hypotheken op: 54 procent. Nederlanders hebben er alles aan gedaan hun hypotheek niet af te lossen met het waanidee dat je hier aan zou verdienen. De aflossingvrije hypotheek had nooit toegestaan moeten worden, dat heeft veel mensen verleid om ook na hun 65ste met een hypotheek verder te gaan.
Deze cijfers leveren een aardig beeld van de Nederlandse samenleving en economie op. Kunnen we er iets mee doen en is het nodig er iets mee te doen? Dat hoop ik wel. Het Sociaal en Cultureel Planbureau probeert door goede en actuele informatie te leveren bij te dragen aan een rationeler beleid. Tenslotte denk ik dan ook dat het voor iedere burger goed is te weten in wat voor samenleving hij leeft. Daar hebben we allemaal een bepaald beeld van, maar dat klopt lang niet altijd met de feiten.”