“Bedrijven waar iedereen aandeelhouder is zijn succesvoller”
Bedrijven die aandeelhouderschap als organisatievorm hebben zijn innovatiever en presteren doorgaans beter. "Succesvolle voorbeelden zijn Sligro, Witteveen + Bos en Arcadis", zegt directeur Pascale Nieuwland-Jansen van Stichting Nederlands Participatie Instituut (SNPI). Veel ondernemers die nadenken over financiële medewerkersparticipatie stuiten op vragen. Nieuwland-Jansen hoopt met het boek Iedereen aandeelhouder een antwoord te geven op deze vragen.
Het boek, dat de ondertitel handboek financiële medewerkersparticipatie draagt, is ontstaan uit de wens om een breed beeld te geven van de onderwerpen die ten tafel kunnen komen bij de overweging om een bedrijfsbreed aandeelhouderschap te introduceren. “Tot op heden hebben we altijd casussen uitgediept. Nu staat eindelijk het volledige verhaal op papier”, aldus Nieuwland-Jansen.
Volgens haar is financiële medewerkersparticipatie in Nederland relatief onbekend. “In diverse vergelijkbare landen zoals Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten staat het onderwerp duidelijker op de kaart”, zegt zij. Dit valt volgens de bedrijfskundige deels te verklaren door gunstige fiscaliteiten in deze landen. SNPI zou in de ideale situatie zien dat de Nederlandse overheid bedrijven in de gelegenheid stelt om belastingvrij aan werknemers te schenken. “Het zou een mooie vorm van vermogensopbouw kunnen zijn. Het hoeft niet om grote bedragen te gaan. Je kunt denken aan 500 tot 1000 euro per jaar”, stelt Nieuwland. De directeur van SNPI is realistisch en acht de kans op zo’n fiscale noviteit gering. “Het zou tegen de trend in zijn. Steeds meer fiscaliteiten worden afgeschaft.”
Bedrijven die momenteel voor financiële medewerkersparticipatie kiezen doen dat vanuit verschillende motieven. Historisch gezien is er in grote lijnen een ontwikkeling in de redenen die leiden tot de keuze voor het breed gedeelde aandeelhouderschap. “In de jaren zeventig en tachtig kozen bedrijven voor financiële medewerkersparticipatie vanuit ideologische motieven. Gedurende de jaren negentig ging het vaker om talentbinding”, zegt Nieuwland-Jansen. “Tegenwoordig is het een populaire organisatievorm onder start-ups. Jonge ondernemers zijn genegen om risico’s te delen en zoeken samenwerkingsvormen met andere jonge ondernemers.”
Toch biedt financiële medewerkersparticipatie in meer gevallen uitkomst volgens Nieuwland-Jansen. “Het kan een uitbouw zijn van een partnerstructuur. Of je kunt er mee voorsorteren op het pensioen van een directeur-aandeelhouder. In het laatste geval kan men soms niet één aandeelhouder vinden die het bedrijf wil overnemen. De management buy-out is dan een bekende structuur. Een structuur waarbij de aandelen door alle medewerkers overgenomen kunnen worden komt helaas niet zo vaak in beeld”, denkt Nieuwland-Jansen.
Volgens haar is dit een gemiste kans, omdat het medewerkers motiveert om beter te presteren. “Via deze structuur leg je verantwoordelijkheden laag in de organisatie en stimuleer je mensen om mee te denken. Bij een structuur waar alleen de top wordt beloond creëer je een tweedeling tussen de top en de rest. Met een bedrijfsbrede participatie heb je dit niet”, zegt Nieuwland-Jansen. Volgens de bedrijfskundige stokt een dergelijk model niet de mobiliteit op de arbeidsmarkt, al kan financiële medewerkersparticipatie wel als retentiestrategie gebruikt worden. “Vaak is het aandelenbezit gerelateerd aan het dienstverband. Indien medewerkers weggaan worden de aandelen ingekocht en kunnen deze overgedaan worden aan een nieuwe medewerker. Hiervoor ontstaat een eigen markt.” Hoewel de voordelen volgens Nieuwland-Jansen legio zijn geeft zij aan dat financiële medewerkersparticipatie ook het nodige van een bedrijf vraagt. “Het is een proces waar je door heen moet. Er moet uitgebreid gesproken worden met veel medewerkers en het kost tijd om de juiste structuur uit te kristalliseren. Je kunt zeker niet over een nacht ijs gaan. Met Iedereen Aandeelhouder hopen we dit proces wel makkelijker te maken.”