Basisbeginselen transfer pricing voor Shared Service Centers
Verschillen in interpretatie van btw-regelgeving tussen landen, mogelijkheid tot het verkrijgen van subsidies, verschil in regelgeving van bronbelastingen, uiteenlopende tarieven en grondslagen voor het heffen van inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting die per land kan verschillen.
Dit soort internationale fiscale verschillen kunnen een grote rol spelen in het opzetten van een SSC. Na oprichting gebruikt de onderneming specifieke, ondersteunende bedrijfsactiviteiten gecentraliseerd en gezamenlijk. Hierdoor neemt over het algemeen het aantal grensoverschrijdende interne transacties binnen een multinationale onderneming toe.
Van een interne transactie is sprake als deze plaatsvindt tussen gelieerde partijen, bijvoorbeeld tussen SSC’s en de businessunits. Een gelieerde partij is een onderneming die direct of indirect deelneemt in de leiding van, het toezicht op of het kapitaal van een andere onderneming. Interne verrekening, ook wel transfer pricing genoemd, is hierdoor een belangrijk issue voor SSC’s.
Door middel van transfer pricing kan het hoofdkantoor van een multinational de prestaties van het SSC beoordelen. Om tot een goede beoordeling te komen, zal een nauwkeurig transfer pricing systeem gebruikt moeten worden.
Daarnaast kunnen de interne verrekenprijzen een grote invloed op de winstgevendheid van een bedrijfsonderdeel en daarmee op de belasting. Een goed systeem voor transfer pricing, in combinatie met de verschillende vennootschapsbelastingtarieven, kan zorgen voor een lagere, effectieve belastingdruk voor de groep.
Issues in transfer pricing die van belang zijn voor een SSC zijn onder meer: het vaststellen van de vergoeding die het SSC krijgt voor de diensten die ze aanbiedt (arm’s length-vergoeding) en het documenteren van het systeem voor transfer pricing.
Arm’s length
Voor het vaststellen van de vergoeding die het SSC krijgt voor de diensten die het levert aan gelieerde bedrijfsonderdelen, moeten we rekening houden met de lokale regelgeving. Omdat de diensten voornamelijk grensoverschrijdend plaatsvinden, heeft een multinational meestal te maken met de regelgeving van twee of meer landen.
Allereerst met die van het land waar het SSC is gevestigd en daarnaast die van het land van de ontvangende partij. Veel landen hebben hun regelgeving voor transfer pricing gebaseerd op de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor verrekenprijzen voor multinationale ondernemingen en belastingdiensten.
Desondanks kunnen er internationaal verschillen zijn in de regelgeving. Denk aan de volgende punten bij het vaststellen van een vergoeding voor interne leveringen van diensten:
1. Behaalt de ontvangende partij economisch of commercieel voordeel uit de diensten verleend door het SSC? Als dit het geval is, moet een zakelijke prijs worden berekend. Daarvoor is het belangrijk om te weten welke prijs onafhankelijke partijen elkaar in rekening brengen (marktprijs) onder volledig vergelijkbare omstandigheden voor dezelfde diensten (arm’s length-principe).
Omdat een vergelijkbare marktprijs meestal niet wordt gevonden, zal de zakelijkheid op een andere manier moeten worden bepaald. Volgens de richtlijnen van de OESO is een cost plus-methode het meest geschikt in het geval van interne dienstverlening.
Deze gaat uit van de kosten die de verstrekker van diensten heeft gemaakt bij een concerntransactie voor geleverde diensten aan een gelieerde ontvanger van de dienst. Aan deze kosten wordt vervolgens een passende opslag toegevoegd om een passende winst te realiseren met het oog op de vervulde functies en marktomstandigheden.
2. De vaststelling van de kostenbasis bij de cost plus-methode kan een grote invloed hebben op de interne verrekenprijs. Zo zijn er oprichtingskosten en operationele kosten. De oprichtingskosten hebben niet direct betrekking op de diensten. Deze worden over het algemeen geactiveerd en in een aantal jaar afgeschreven. Echter, elk land heeft voor het activeren en afschrijven van kosten zijn eigen fiscale regels.
3. Voor het vaststellen van de winstopslag die het SSC moet ontvangen moet een inventarisatie plaatsvinden van de functies, de risico’s en de activa (zowel materiele als immateriële) van het SSC.
De hoogte van de winstopslag moet een weerspiegeling zijn van deze inventarisatie en moet vergelijkbaar zijn met de winstopslag die onafhankelijke ondernemingen onder vergelijkbare omstandigheden realiseren op een vergelijkbare kostenbasis.
4. De kostenbesparingen van een SSC in een low cost-regio worden location savings genoemd. De onderneming moet een inschatting van een zakelijke verdeling van de location savings maken.
5. Als er meerdere entiteiten gebruikmaken van de diensten van een SSC, zal een verdeelsleutel vastgesteld moeten worden. Aan de hand daarvan wordt bepaald welke entiteit welk bedrag betaalt aan het SSC.
Documentatie verplicht
Om dubbele belasting te voorkomen – doordat een van de betrokken belastingdiensten de zakelijkheid van de interne verrekenprijzen verwerpt – verdient het aanbeveling een transfer pricing analyse uit te voeren, voordat het SSC activiteiten uitvoert. Omdat er meerdere interpretaties van methodes voor transfer princing en de interne verrekenprijs mogelijk zijn, is het zeer belangrijk om een systeem voor transfer pricing en de gemaakte keuzes goed te onderbouwen en te documenteren.
Doe dit op het moment dat de onderneming het SSC en het systeem voor transfer pricing opzet. Bovendien nemen steeds meer landen in hun lokale wetgeving specifieke regelgeving voor transfer pricing op. Daarin verplichten overheden ondernemingen om hun systeem voor transfer pricing te documenteren.
Het is van groot belang dat het management op de hoogte is van de issues die spelen rond interne verrekenprijzen. Het starten van activiteiten binnen een SSC zonder een deugdelijke methode voor de interne verrekening van verleende diensten, brengt een aantal risico’s met zich mee. Door een pro-actieve benadering van transfer pricing brengt de onderneming in een vroeg stadium de risico’s en mogelijkheden in kaart.
Jan-Paul Vestering en Wynand Häcker zijn werkzaam in de Transfer Pricing & Tax Effective Supply Chain Management Group van Ernst & Young in Rotterdam. De auteurs hebben dit artikel op persoonlijke titel geschreven.