Algemene pensioeninstelling maakt beloften nog niet waar
Voor multinationals komen er meer mogelijkheden om de pensioenuitvoering centraal vanuit Nederland te regelen. In de Algemene Pensioeninstelling (API) kunnen ze de pensioenregelingen van verschillende landen in één vehikel onderbrengen. Het kabinet moet alleen nog vaart maken met de wetgeving voor de API.
Het ministerie van Financiën consulteert nu betrokken partijen. De Algemene Pensioeninstelling is eind 2006 voor het eerst genoemd als mogelijk vehikel voor het uitvoeren van meerdere pensioenregelingen uit verschillende landen.
Ideaal voor multinationals die vaak moeite hebben met meerdere lokale uitvoeringsregimes. Het kabinet gaat nu de API Light een wettelijk kader geven, zodat multinationals hun beschikbare premieregelingen via één organisatie in Nederland kunnen uitvoeren. Dat is mooi, maar een nogal behoudend en betrekkelijk kleinschalig begin. Waarom niet meteen doorgepakt?
Holland Financial Center heeft Retirement Management immers tot eerste speerpunt van zijn ambitieuze agenda gemaakt. Op papier breekt de API met een aantal belangrijke kenmerken van de pensioenuitvoering via pensioenfondsen. Er wordt geen pariteit in het bestuur voorgeschreven.
In principe kan het bestuur uit professionals zonder directe binding met de onderneming en de medewerkers daarvan bestaan. Ook breekt de API met de financiële solidariteit van een pensioenfonds. Ringfencing, het afbakenen van vermogens gekoppeld aan een bepaalde regeling, is toegestaan.
Wel blijft onduidelijk onder welk fiscaal regime en toezichtkader de API valt. Natuurlijk hoeven niet alle vrijheidsgraden van een API te worden benut. De Nederlandse ‘cel’ kan ook worden ingericht zoals we nu een pensioenfonds inrichten. De governance van de andere ‘cellen’ kan dan op een andere leest worden geschoeid.
Wij hadden verwacht dat de API een revolutie teweeg zou brengen in het Nederlandse denken over pensioenuitvoering. Dat is vooralsnog niet gebeurd. In de talrijke discussies is vooral gekeken naar wat de API mogelijk afbreekt en veel minder naar wat ze in potentie openbreekt.
Behoudzucht regeert, waar innovatie wordt beoogd. Waarschijnlijk is de API zowel resultante als slachtoffer van de bestaande kwaliteit in de Nederlandse pensioenuitvoering. De API kon ontstaan doordat pensioenuitvoering in Nederland een betrouwbare, goed georganiseerde marktsector is, maar heeft het lastig doordat pensioenuitvoering zit vastgeklonken in tradities en beproefde modellen.
OPNIEUW UITVINDEN
Alles wat ooit is begonnen, komt ook weer tot een einde. Dat geldt voor pensioenfondsen eveneens. De kunst is om ergens op driekwart van de levenscyclus het pensioenfonds opnieuw uit te vinden en eigentijds in te richten. Wij zien de API als de pensioenuitvoerder van de eenentwintigste eeuw, waar het pensioenfonds zich uitstekend voegde naar de kenmerken van de vorige eeuw.
Stel daarom dat innovatie toch de drijfveer van het denken is. Stel nu dat we wel toe zijn aan een nieuw markeringspunt in de manier waarop we pensioenregelingen uitvoeren. En stel dat we tegelijkertijd Nederland als internationale pensioenuitvoerder op de kaart willen zetten. Zou het dan niet goed zijn om eens met een blanco vel te beginnen en de ruimte die met de API is ontstaan ten volle te gaan benutten?
We doen een voorzet, te beginnen met de uit te voeren pensioenregeling zelf. Nederlanders moeten hun pensioen beter gaan begrijpen, vinden we. Daarom legt de overheid sterk de nadruk op betere voorlichting en investeert ze fors in uniformering van de pensioenoverzichten en standaardisering van de indexatietoezeggingen.
De buitenlaag van het pensioen is daarmee aardig opgefrist, maar de kern van het probleem blijft onaangetast. De pensioenregeling zelf is nodeloos ingewikkeld geworden. Pensioen kan voor de gebruiker pas gaan leven als we bereid zijn de pensioenregeling te versimpelen. Pensioenregelingen zijn de afgelopen jaren maatwerk geworden.
Aan iedere onderhandelingstafel wordt net zolang geknutseld tot er een voor dat bedrijf of die bedrijfstak unieke regeling ontstaat, vaak voorzien van allerlei overgangsbepalingen. Dat kost veel tijd van onderhandelaars, actuarissen, juristen en administrateurs (en dus veel geld), zonder dat het tot een vergelijkbare waardering bij medewerkers leidt.
Er wordt daarmee te veel geld en tijd geïnvesteerd in een arbeidsvoorwaarde die maar nauwelijks tot de verbeelding spreekt. Zouden er via een API niet ook meer gestandaardiseerde regelingen kunnen worden aangeboden, die voor deelnemers beter begrijpbaar zijn?
GEEN VERPLICHTSTELLING
Nog steeds lijkt het verstandig om medewerkers verplicht te laten deelnemen aan de pensioenregeling van hun werkgever. Daarin onderscheidt de verzorgingstaat Nederland zich positief.
Het is echter veel logischer om de verplichtstelling aan de regeling te koppelen in plaats van aan de uitvoerder. Met de verplicht gestelde pen- sioenregeling zou het bedrijf op zoek kunnen naar de meest geschikte uitvoerder. Het werkveld van de sociale partners zou zich (ook uit het oogpunt van governance) moeten beperken tot de verplicht gestelde regeling.
Bij het uitvoeren van de regeling moet iets of iemand het risico dragen voor tijdige en correcte uitbetaling van het opgebouwde pensioen. Het ondernemingspensioenfonds heeft daarbij wat ons betreft zijn beste tijd gehad. De governancestructuur van een stichting is te onduidelijk (hoe daar door de wetgever ook aan wordt gesleuteld) en het toezicht is te intensief, te dwingend en te weinig coöperatief.
Ook eist een pensioenfonds te veel tijd van de bestuursleden en vraagt het te veel deskundigheid. De Algemene Pensioeninstelling (API) is op papier een zeer werkbaar alternatief. Zeker als wordt uitgegaan van gestandaardiseerde producten en een transparante organisatie.
Een API zou de lenigheid moeten bezitten om voor multinationale bedrijven of voor meerdere samenwerkende bedrijven het risico van de pensioenregeling te dragen en te zorgen voor een adequate uitvoering. Op die manier zou Nederland zich gemakkelijk een centrale positie kunnen verwerven in de uitvoering van pensioenregelingen.
Het is een niche die door Holland Financial Center al wel is geïdentificeerd, maar nog altijd onvoldoende scherp is gedefinieerd. Er wordt nog te veel gekeken naar het behoud van een positie in het beheren van pensioenvermogen, terwijl de ruimte ligt in het beheren van een pensioenregeling (retirement management!).
Een API moet zich wat ons betreft voorlopig richten op het inkomensrisico verbonden aan pensionering, maar zou op termijn best een bredere financiële instelling kunnen worden, die zich beweegt in het bredere domein van inkomensrisico’s – zowel voor als na de pensioenleeftijd van 65 jaar.
We gaan er daarbij van uit dat de API’s zullen inzetten op maximale transparantie en een goede dienstverlening aan deelnemers weten te organiseren. Vanzelfsprekend moet een API worden geleid door een krachtig, professioneel bestuur dat niet schroomt om uitvoerende taken uit te besteden aan even krachtige marktpartijen.
Per API moeten verschillende cellen kunnen worden gecreëerd, desgewenst met een eigen governancestructuur. Het toezicht moet geregeld worden op basis van het prudent person principle. De voornaamste taak van het API-bestuur zal het adequaat managen van kasstromen zijn en het goed inrichten van de verschillende bestuursmodellen.
Ook deze veronderstellingen werken we hier kort uit. Met professionele bestuurders neemt de API veel weg van de klacht van veel kleine pensioenfondsen. Deze kunnen de ontwikkelingen nauwelijks bijhouden en hun verantwoordelijkheid niet adequaat invullen. Grote pensioenfondsen kennen vaak twee bestuurslagen, namelijk een stichtingsbestuur afkomstig uit de geledingen van sociale partners, en een directie bestaande uit professionals.
Het stichtingsbestuur van een groot pensioenfonds fungeert feitelijk vaak als een soort raad van toezicht op de directie. De API maakt het mogelijk om het bestuur van de pensioenuitvoering direct over te laten aan de gekwalificeerde professionals.
PROFESSIONALISEREN
Natuurlijk is het toezichtregime een serieus punt van aandacht. Wat betreft het prudente toezicht op pensioenfondsen kunnen we opmerken dat de 97,5 procent zekerheidsnorm in de Pensioenwet de resultante is van typisch Nederlands overleg.
Dat is wellicht in de Nederlandse context een uitstekend compromis, maar hoeft natuurlijk niet dwingend te worden opgelegd aan de rest van Europa. Wij bepleiten één duidelijk Europees toezichtregime voor de hele financiële sector. Same risk, same capital. Dezelfde kapitaaleisen voor hetzelfde financieel risico, een duidelijk ‘level playing field’ voor alle financiële instellingen, banken, verzekeraars en pensioenfondsen.
API’s die hard kunnen maken dat ze minder risico lopen omdat er concrete bijsturingmiddelen zijn, kunnen met een lagere kapitaaleis volstaan dan andere pensioenuitvoerders die dat niet kunnen. Er bestaan vele situaties waarin er concrete sturingsmiddelen zijn, zoals voorwaardelijke toekenning van indexatie of verhoging van de premie.
Hier is een marktwaarde van vast te stellen door gebruik te maken van de optiewaarde die deze sturingsmiddelen hebben in een ‘fair value’-benadering. Voor de ontwikkeling van API’s is het van groot belang dat de Nederlandse pensioenuitvoerders zich verder professionaliseren.
Nederlandse vermogensbeheerders doen er goed aan zich verder te bekwamen in een adequaat beheer van de kasstromen van een API. Het gaat erom met zo groot mogelijke zekerheid de uitkering voor de deelnemers te waarborgen. Zo lang we in Nederland nog veel pensioentoezeggingen aanbieden, moet het mogelijk zijn op dit punt een hoge mate van deskundigheid te ontwikkelen.
Bij het uitvoeren van premietoezeggingen valt nog een forse stap te zetten naar geïntegreerde producten, waar de beleggingen zijn gekoppeld aan een goede administratie en communicatie. De behoefte aan en de voordelen van maatwerk zijn ook hier in de voorbije jaren gering gebleken. Integratie en niveau van dienstverlening zijn in deze markt belangrijker criteria voor succes. Ook hier zien wij ruimte voor een beperkt aantal spelers met goede bancaire producten.
FALCO VALKENBURG en ANDRÉ VAN HOREN zijn partner bij Towers Perrin, een adviesorganisatie voor personeels-, risico- en financieel management