Afrekencultuur maakt bang

Grote projecten zijn voor een bestuurder op voorhand moeilijk te beoordelen. En later wordt hij afgerekend op zijn besluiten. 'Wie durft er nog een groot project aan?', vroeg Frank de Grave zich onlangs af in het NRC. De enquêtecommissie uit de Amsterdamse gemeenteraad heeft de openbare verhoren over de Noord-Zuidlijn afgerond.

Het beeld dat is geschetst is; geblunder, puinzooi, falende bestuurders die hun verantwoordelijkheid afschuiven. Koppen moeten rollen, alleen welke? Want verantwoordelijkheden zijn breed gespreid over bestuurders en hoge ambtenaren en velen zijn ondertussen elders werkzaam. Achteraf en onder ene vergrootglas kan alles beter, maar moeten de betrokkenen daar dan per sé op worden afgerekend? En waar leidt dat afrekenen toe?

Volgens De Grave leidt dat tot risicomijdend gedrag. En dat is erg. Voor de cruciale vraagstukken in onze samenleving zijn visionaire politieke bestuurders nodig die durf hebben. En het gaat in dergelijke gevallen altijd om onzekere projecten met grote risico’s die niet door een bedrijf of een persoon zijn te dragen en daarom publiek worden uitgevoerd. Als samenleving kunnen we die risico’s namelijk wel dragen.

Bovendien zijn de baten ook collectief. Al de complexe (bouw)projecten kennen vele onzekerheden. Bestuurders gaan daarbij af op adviezen van de deskundigen, die zelf ook met onzekerheidsmarges rekening houden. En het bovendien onderling ook niet altijd eens zijn. Dát bedoelde burgemeester Cohen met dat bestuurders amateurs zijn. Niet als bestuurder, maar als inschatter van risico’s van complexe projecten.

Maar zij zijn wel diegene die moeten beslissen. En daar zit het gevaar van de afrekencultuur. Want wat zou u doen als er een belangrijk vraagstuk is en u kunt de risico’s van de mogelijke oplossing niet overzien en u weet dat u er op wordt afgerekend? een voor de hand liggende keuze hierin is niets doen. Niks doen is safe. Bestuurders worden er immers niet op afgerekend als ze niets doen, als ze problemen voor zich uitschuiven. De gevolgen daarvan komen later.

Een (doorgeslagen) afrekencultuur leidt dus tot niets doen, besluiteloosheid en risicomijdend gedrag. Tot slot stelt hij, dat onderzoek gedaan moet blijven worden. Dat is nuttig, noodzakelijk en goed. Dergelijke onderzoeken dienen om te leren en om bestuurders aan te spreken die fouten hebben gemaakt. Maar falen is, volgens hem, onjuiste of onvolledige informatie geven aan parlement of gemeenteraad of als een bestuurder zich onvoldoende heeft verdiept in een belangrijk besluit.

Maar een bestuurder heeft niet gefaald, als hij tot een zorgvuldig besluit komt, maar wel een besluit met risico’s omdat hij vindt dat de risico’s opwegen tegen de verwachte maatschappelijke baten.

Bron: Public Update, Tijdschrift Financieel Management
Onder redactie van Jan Hopstaken, directeur van organisatieadviesbureau Hopstaken & De Haan, managing consultant bij ConQuaestor en docent postgraduate public controlling