RJ: meer duidelijkheid over honoraria in jaarrekening

De Raad voor de Jaarverslaggeving dringt bij de minister van Justitie aan op meer duidelijkheid over de vermelding van kosten voor accountantsdiensten in de jaarrekening. Dit naar aanleiding van vragen die zijn gerezen na de opname een nieuw artikel 2:382a in het Burgerlijk Wetboek vorig jaar.

Volgens de RJ leidt het nieuwe wetsartikel er niet toe dat het doel van de herziene Achtste richtlijn die eraan ten grondslag ligt wordt bereikt. Volgens de Europese richtlijn moeten gebruikers van de jaarrekening in staat worden gesteld zich een oordeel te vormen over de onafhankelijkheid van de controlerend accountant. Maar in de Nederlandse wettekst wordt verwezen naar accountantsorganisaties zoals omschreven in de Wta.

Veel accountantsorganisaties hebben hun organisatiestructuur nu juist zo ingericht of zelfs moeten inrichten dat uitsluitend de wettelijke controleactiviteiten door de accountantsorganisatie waaraan vergunning is verleend worden verricht, terwijl alle overige activiteiten bij een ander onderdeel elders in de organisatie zijn ondergebracht. Indien de overige kosten als bedoeld in artikel 2:382a BW aldus zijn gemaakt door een andere accountant dan de controlerend accountant, komt vermelding van de kosten van die andere accountant niet aan de orde.

Hetzelfde geldt indien een fiscaal adviseur van een ander onderdeel van de organisatie is ingeschakeld’, aldus de RJ. Daarnaast signaleert de Raad nog vier andere probleempunten, waaronder het feit dat artikel 2:382a BW niet van toepassing is op rechtspersonen die op basis van artikel 2:362 lid 9 ervoor kiezen EU-IFRS toe te passen. De RJ vraagt de minister de wet aan te passen.

 

Bron: Accountant.nl

Gerelateerde artikelen