Gerechtshof verwerpt Nederlandse BTW-integratieheffing

Het Gerechtshof in Den Haag heeft vandaag een belangrijk middel voor de Belastingdienst om BTW te heffen verworpen. Het Gerechtshof oordeelde dat de zogenoemde integratieheffing in strijd is met de Europese BTW-richtlijn. Deloitte bericht over de grote gevolgen van deze uitspraak.

Het verwerpen van de integratieheffing heeft grote gevolgen voor alle BTW-vrijgestelde ondernemers die vastgoed bouwen op eigen grond. De opbrengst van deze integratieheffing loopt naar alle waarschijnlijkheid in de vele tientallen miljoenen.

De integratieheffing speelt bij alle BTW-vrijgestelde ondernemers die op eigen grond bouwen of aan een aannemer opdracht geven om te laten bouwen. Het gaat bijvoorbeeld om ziekenhuizen, bejaardentehuizen, banken, verzekeringsmaatschappijen, sportverenigingen, instellingen in de sociaal-culturele sector, kinderopvang, medici, omroepen en niet te vergeten: alle eigenaren van vastgoed die BTW-vrijgesteld verhuren, zoals woningcorporaties.

In Nederland is de integratieheffing ingevoerd om concurrentieverstoring te voorkomen tussen de BTW-vrijgestelde ondernemers die een gebouw met ondergrond kant-en-klaar kopen met 19% BTW over de volle koopsom en de BTW-vrijgestelde ondernemers die een gebouw realiseren op eigen grond. De laatste zou goedkoper af zijn omdat op zijn grond, zonder de integratieheffing, geen BTW komt te drukken.

Om dit voordeel te ontnemen bestaat van oudsher in Nederland de integratieheffing. De heffing komt per saldo meestal neer op 19% van de grondwaarde. Deze grondwaarde is in de praktijk vaak fors. De integratieheffing vormt dus een aanzienlijke kostenpost voor deze vrijgestelde ondernemers en een belangrijke inkomstenbron voor de Schatkist.

Govard van Kalmthout en Ronald Brouwer van Deloitte hebben namens de gemeenten Schiedam en Vlaardingen beroepsprocedures opgestart. ‘Inzet van deze procedures is de verenigbaarheid van de Nederlandse integratieheffing met de bepalingen in de Europese BTW-richtlijn. Daar kan uit worden opgemaakt dat de integratieheffing niet is bedoeld om concurrentieverstoring te voorkomen, maar enkel om ten onrechte teruggevraagde BTW terug te betalen. De integratieheffing is volgens ons dus niet bedoeld als een extra heffing over de grond of verdere voortbrengingskosten waar geen BTW op drukt. Het Gerechtshof bevestigt dat onze wet op dit punt in strijd is met de richtlijn. Deze uitspraak betekent een belangrijke lastenverlichting. Al moeten we afwachten of het Ministerie van Financiën in cassatie gaat bij de Hoge Raad.’

Volgens Brouwer is er nog een bijkomend voordeel aan deze uitspraak. ‘Bejaardentehuizen, ziekenhuizen en woningcorporaties mogen namelijk afzien van de integratieheffing, maar die goedkeuring staat onder druk van Brussel . Als het ministerie van Financien zich neerlegt  bij deze uitspraak is dat probleem opgelost.’

Gerelateerde artikelen