Deflatie

fallback
Slechts weinigen kunnen zich een periode herinneren van deflatie. Midden jaren tachtig had de Nederlandse economie een paar maanden deflatie. Voor een echt deflatoir tijdperk moeten we teruggaan naar de jaren dertig tijdens de economische depressie.

De angst voor deflatie begint nu de Westerse economie te bedreigen. In tegenstelling tot inflatie is deflatie veel moeizamer te bestrijden.

Slecht?
Inflatie is slecht, zo stellen de economische leerboeken. De crisis van de zeventiger en begin tachtiger jaren ging gepaard met hoge inflatie. Bedrijven kwamen in het nauw. Zij moesten immers een hoge prijs voor geld betalen en werknemers kwamen bijna maandelijks met hogere salariseisen. Door het verhogen van prijzen van producten probeerde men de marges in stand te houden. Maar hogere prijzen zorgen vaak voor minder afzet waardoor winsten kelderden.
Op het eerste gezicht lijkt deflatie dan ook goed voor het bedrijfsleven te zijn. Dat is echter niet het hele verhaal. Deflatie is ook slecht voor bedrijven. Een gemiddeld bedrijf heeft geld geleend. Bij inflatie is dat (afgezien van de rente) gunstig.

De euro die men vandaag leent heeft minder waarde als men die over 10 jaar moet terugbetalen. Door deflatie is het spiegelbeeld het geval. Men moet de schuld terugbetalen met relatief duurdere euro’s.

Lonen
Een tweede probleem van deflatie zijn de lonen. Werknemers zullen een bevriezing van hun salaris accepteren in tijden dat het slecht gaat. Bij een inflatie van 3% gaan de lonen effectief met 3% omlaag. Inflatie zorgt dus voor automatische kostenverlaging. Echter bij deflatie, hoe gering ook, zal geen werknemer accepteren dat het loon met 3% wordt verlaagd. Deflatie is dus kostenverhogend voor bedrijven.

Gunstig
Toch zijn er positieve kanten aan deflatie. Maar dan moet die wel worden veroorzaakt door productiviteitsverbeteringen. Als een fabriek meer producten kan afzetten met dezelfde kostenstructuur dan is dat in feite deflatie. Maar het bedrijf profiteert in de winstcijfers ervan. In het begin van de industriële revolutie was er jarenlang sprake van deflatie. De groei van de economie was sterk. Meest recent waren de forse prijsdalingen van computers. Men kreeg of meer capaciteit voor dezelfde prijs of het kopen van een computer kwam in het bereik van velen.
Deze deflatoire situatie zorgde ervoor dat computerbedrijven uitstekende resultaten boekten.

Lagere vraag
Echter de huidige deflatoire tendens is niet toe te schrijven aan belangrijke productieverbeteringen maar aan vraaguitval. En dat is slecht voor de economie.
Consumenten zijn steeds meer geneigd om aankopen uit te stellen. Want de koelkast kan over een halfjaar goedkoper zijn dus waarom nu kopen. Hetzelfde geldt voor bedrijven. Door hun bezuinigingen zijn ze niet geneigd snel productiemiddelen aan te schaffen.

Moeilijk te bestrijden
Dit laatste geeft aan dat deflatie vaak tussen de oren zit. Inflatie is duidelijk. Als grondstoffen in prijs stijgen is er inflatie. Dit psychologisch effect is door centrale banken niet te bestrijden. Inflatie is gemakkelijker. Men verhoogt de rente waardoor geld duur wordt en men dus minder gaat besteden. Maar deflatie valt met het rentewapen moeilijk aan te pakken.
Alan Greenspan heeft dat in een van zijn vele toespraken al aangegeven. Een mogelijke bestrijding is door meer geld in circulatie te brengen. Dit kan door het kopen van staatsleningen. Of nog rigoureuzer het kopen van andere beleggingsinstrumenten zoals aandelen. Maar omdat deflatie vooral psychologisch is kan het ook snel omslaan. Het is het zogenaamde ketchupdilemma. Uit een nieuwe fles krijgt men nauwelijks saus. Men gaat dan hard schudden en plotseling ligt het hele bord vol. Het is de angst bij de meeste centrale bankiers. Forse maatregelen kunnen uitmonden in een forse stijging van de inflatie.

ECB voorzichtig
De Japanse centrale bank heeft daarom de afgelopen jaren een rustige antideflatie politiek gevoerd. Te voorzichtig want het land kampt nu al jaren met deflatie. Pas nu lijken er diverse maatregelen te worden genomen, zoals het kopen van overheidsschuld, om de liquiditeit in het monetaire systeem te vergroten.
De Amerikaanse centrale bank heeft in de afgelopen tijd wel heel adequaat gereageerd op de komst van deflatie. Zij heeft de rente fors verlaagd en is bereid verdere verlagingen door te voeren. Ook heeft de FED aangekondigd eventueel ook staatsleningen te kopen. Dralend kan het beleid van de Europese centrale bank worden genoemd. De rente is in de afgelopen jaren maar langzaam verlaagd. Ook in de laatste vergadering was er geen indicatie dat men deflatie fors wil bestrijden. En dit terwijl juist Europa de grootste pijn heeft. De stijging van de euro zorgt ervoor dat vele goederen goedkoper worden omdat deze vaak in dollars worden genoteerd.

Gunstige inflatie
De centrale banken zullen de komende tijd maatregelen moeten nemen om inflatie te creëren. Een inflatievoet van rond de 2% is ideaal. Ruim 10 jaar geleden was een 2% inflatie angstig omdat men dacht dat vanaf dit niveau een springplank zou vormen voor een hogere inflatie. Die gedachte is nu volledig omgeslagen. Een geringe inflatie is gunstig. Volgens een aantal economen is een gering percentage de olie in de motor van de economische groei. Bedrijven hebben zo de mogelijkheid om prijzen te verhogen en de consumenten hebben het gevoel geld te hebben en kopen dan goederen.

Beleggers
Ook voor beleggers is deflatie gevaarlijk. Prijzen van onroerend goed dalen en men kan dat niet opvangen via hogere huren. Ook de aandelenmarkt is gevaarlijk. Bedrijven kunnen hun winstgevendheid niet opvoeren. Blijft over obligaties. En daar lijkt deflatie alleen maar gunstig te zijn. Zij krijgen een vast bedrag elk jaar en het uitgeleende geld is bij terugbetaling meer waard. Maar zoals gesteld is deflatie vooral psychologisch. Een omslag kan snel gaan.
De prijzen van staatsleningen zullen dan ook fors dalen. Op het huidige niveau zijn de rendementen op staatsleningen laag. In de VS zelfs op het laagste niveau van de afgelopen 45 jaar. Wij blijven dan ook ons beleid handhaven tot verkorting van de looptijd van de obligatieportefeuilles. Alternatieven zijn er zonder meer genoeg.