Biotechnologie als echte ondernemer

Nederlandse investeerders laten de biotechnologische sector onterecht links liggen. De risico-opbrengst ratio wordt onjuist ingeschat. Maar de biotechindustrie moet ook de hand in eigen boezem steken.

Bouw winstgevende serviceactiviteit op met de bestaande technieken, zodat het biotechbedrijf de eigen broek kan ophouden. Dit neemt de onzekerheid weg bij investeerders en het maakt de weg vrij voor een kapitaalinjectie voor niet-genoteerde biotechbedrijven. De biotechnologische geneesmiddelenindustrie is een dynamische sector.

Afwisselend krijgen we goed en slecht nieuws te horen. De ene keer wordt een fantastische doorbraak gemeld waardoor vele zieken kunnen worden genezen, de andere keer blijkt een nieuw geneesmiddel dodelijk voor zijn gebruikers. Toch blijkt de biotechnologie een belangrijke bron voor nieuwe geneesmiddelen.

De belangrijkste nieuwe producten zijn uit de biotech afkomstig. Ook in Nederland bestaat een belangrijke biotechnologiesector. We hebben vijf beursgenoteerde ondernemingen en meer dan honderd niet-genoteerde bedrijven. Merkwaardigerwijs is er geen enkel Nederlands biotechbedrijf dat eigen geneesmiddelen op de markt brengt.

Hierin loopt Nederland duidelijk achter bij andere Westerse landen. Dit is des te opmerkelijker als we bedenken dat de Nederlandse wetenschap juist op een zeer hoog niveau staat. Daarin lopen we zelfs voor. Blijkbaar lukt het ons niet goed om de benodigde wetenschap om te zetten in verkoopbare producten.

Te weinig durfkapitaal
Een veelgehoorde klacht is het ontbreken van voldoende durfkapitaal voor startende biotech ondernemingen. Die klacht is op zich terecht. Er is in Nederland slechts een handvol life science venture capitalists actief, die op jaarbasis hoogstens EUR 40 tot 50 miljoen in nietbeursgenoteerde biotechnologie bedrijven investeren.

En dan ook nog meestal niet meer dan EUR 5 miljoen per bedrijf. Deze investeringen zijn meestal conditioneel (milestone driven) en worden uitgesmeerd over enkele jaren. Nadere beschouwing leert dat de totale kapitaalbehoefte van niet-beursgenoteerde Nederlandse life science bedrijven ongeveer EUR 400 tot 600 miljoen op jaarbasis bedraagt.

Dat is een grote discrepantie met de bovenbeschreven orde van grootte van venture capital-investeringen in deze sector. Blijkbaar is de huidige perceptie van de risico-opbrengst ratio niet zodanig dat er zich meer aanbieders van durfkapitaal melden voor de biotechnologiesector.

Er is nog een ander probleem. Venture capital fondsen zijn in de tijd gelimiteerd en hun fondsbeheerders hebben meestal maar vijf tot zeven jaar om rendementen te realiseren. Zo ontstaan er vaak door de venture capitalists geforceerde exits in de vorm van een beursgang, van bedrijven waarvoor dit objectief gesproken veel te vroeg is. Dit terwijl de biotechnologie zich juist kenmerkt door lange tijdslijnen.

De grootste vijf biotechnologie bedrijven uit de Verenigde Staten hebben er gemiddeld zo’n 20 tot 25 jaar over gedaan om winstgevend te worden (Amgen, Genentech Biogen IDEC, Gilead en Genzyme). Een mooie anekdote is het verhaal van de eerste huurbaas van Genentech die ermee akkoord ging om z’n garage te verhuren als kantoor aan het startende bedrijf in ruil voor wat aandelen.

Nu, ruim vijfentwintig jaar later, leeft deze man in een mooie villa aan Malibu Beach en hoeft hij niet meer te werken, laat staan zijn garage te verhuren. Verder is biotechnologie een hoogtechnologische aangelegenheid. Of de technologie goed is, kristalliseert pas na lange tijd uit als er nuttige kandidaatgeneesmiddelen worden gevonden en ontwikkeld.

Deze combinatie maakt het voor investeerders niet erg aantrekkelijk. Je bent je geld lang kwijt en de opbrengst is onzeker. Echter, als er eenmaal een goed geneesmiddel op de markt is, dan wordt er niet meer gedacht in procenten rendement maar in veelvouden van de oorspronkelijke inleg.

Gemengd businessmodel
Hoe kunnen we voldoende kapitaal bij elkaar krijgen om de Nederlandse biotechnologie sector te versterken en competitiever te maken? De beschikbaarheid van kapitaal lijkt niet het probleem te zijn in Nederland. Onze pensioenfondsen zitten tot de nok vol met geld dat moet worden geïnvesteerd.

Daarnaast bezit ons land een grote groep vermogende individuen die op zoek zijn naar alternatieve investeringsmogelijkheden. Deze mensen zijn met name op zoek naar investeringen die ze kunnen begrijpen en waarbij ze als (ex)-ondernemer een toegevoegde waarde hebben. Het echte probleem is dus dat deze groepen niet investeren in de biotechnologie om de bovengenoemde redenen.

In onze ogen kan een gemengd businessmodel een oplossing bieden om aanbieders en vragers van durfkapitaal bij elkaar te brengen. We bedoelen hiermee een businessmodel waarbij een biotechnologieonderneming zijn technologische pareltjes uit de eigen gereedschapskist gebruikt, om naast eigen, hoogrisicovolle productontwikkeling, grote farmaceutische bedrijven te helpen bij hun geneesmiddelenontwikkeling.

Momenteel staan de grote bedrijven onder enorme druk om nieuwe geneesmiddelen op de markt te brengen, dus ze zijn best bereid om een faire prijs te betalen voor een versnelling of verbetering van hun eigen onderzoek. Hierdoor is het mogelijk om een winstgevende serviceactiviteit op te bouwen met de bestaande technieken.

De voordelen voor de startende biotechnologieonderneming zijn legio. Allereerst heeft de onderneming directe inkomsten waardoor de totale kapitaalsbehoefte flink naar beneden kan worden geschroefd. Ons bedrijf Pepscan heeft zo door de jaren heen gemiddeld éénderde van de eigen kapitaalsbehoefte kunnen realiseren.

Maar er zijn meer voorbeelden, ook in Nederland. Neem bijvoorbeeld het beursgenoteerde bedrijf Crucell dat hun PER.C6 techniek licenseerde aan een buitenstaande partij om zo inkomsten te genereren. Dit levert ook bekendheid op bij de farmaceutische industrie, waardoor het later makkelijker is om de eigen kandidaatgeneesmiddelen te partneren.

Daarnaast levert dit model een vroege validatie van de technologie door experts: als de onderneming Pfizer en Glaxo al als klant heeft, dan hoeft een potentiële investeerder zich niet meer af te vragen of het bedrijf wel iets kan. En mocht het toch niet lukken om eigen geneesmiddelen te ontwikkelen, dan heeft de firma nog altijd restwaarde vanwege de winstgevende serviceactiviteiten.

Echte ondernemer
Tenslotte levert dit model het bewijs dat de starter een echte ondernemer is. Hij kan laten zien dat hij in staat is om een onderneming op te zetten die geld verdient. Dit is vooral een aspect dat privé-investeerders, vaak zelf geslaagde ondernemers, aanspreekt. Al deze aspecten dragen bij tot een enorme verlaging van het risico voor de investeerder in de biotechnologieonderneming.

Hierdoor komt eindelijk de brede groep potentiële investeerders in zicht: vermogende privé-investeerders die niet vies zijn van een beetje risico. Ze hebben vaak geen enkele tijdsdruk en houden van mensen die ondernemerszin hebben en geld willen verdienen in plaats van alleen maar andermans geld verbranden.

De ontwikkeling van Pepscan heeft laten zien dat dit mogelijk is. Kortom, voor een ondernemende strategie is er geld zat, ook voor de biotechnologiesector.

Joost van Bree, algemeen directeur, en Peter van Dijken, commercieel directeur, van Pepscan Holding.

Gerelateerde artikelen