Hoe denk je als 21e-eeuwse econoom?

Kate Raworth zet uiteen waarom onze huidige economie achterhaald is en het tijd is voor een krachtig Plan B.

Op initiatief van de Partij voor de Dieren ging de Britse econoom Kate Raworth (auteur van bestseller: Donuteconomie: In zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw) op maandag 18 juni in debat met de Tweede Kamer over hoe we de nodige paradigma-verandering teweeg kunnen brengen in de politiek, binnen bedrijven en in de hele samenleving. 

In het Verenigd Koninkrijk heeft Raworth nog geen vergelijkbare uitnodiging gekregen. “Ze zijn druk met iets anders, zoals jullie weten. De Brexit leidt helaas de aandacht af van de echt grote transformatie die nu nodig is.”

Wat is het probleem?
Vandaag de dag hebben we een economie die moet groeien, ongeacht of we er beter van worden. Wat we nodig hebben is een economie waar we beter van worden, ongeacht of die groeit. De nieuwe economie van de 21ste eeuw ziet eruit als een donut. De binnenste ring staat voor de minimale sociale vereisten, de buitenste ring staat voor de grenzen van de planeet. Simpel en effectief; het idee van Raworth. Het slaat dan ook erg aan. “De transformatie moet leuk zijn”, zegt ze zelf. “Anders wil er niemand naar het feestje komen.”

 

Nederland doet het goed op het gebied van de binnenste ring: het sociale minimum. Maar we schieten zwaar door de buitenste grenzen heen van wat onze planeet aankan. Dat geldt voor alle ontwikkelde economieën. Gaan we hiermee door, dan gaat dat leiden tot meer vervuiling, klimaatverandering en de massa-uitsterving van diersoorten. In een land als Zambia is dit precies omgekeerd: de impact op de planeet is binnen de grenzen, maar het sociale minimum wordt lang niet gehaald.  

Waar begint de transformatie? 
Het eerste plaatje dat economiestudenten te zien krijgen is nog altijd vraag en aanbod. De mens wordt gezien als consument of producent. Wat ontbreekt is al het andere wat de mens is. De mens die hogere doelen nastreeft, kinderen grootbrengt, voor ouderen zorgt, deelneemt in maatschappelijke initiatieven en die co-creëert. Dat beeld – die mindset – wil Raworth veranderen. 

Maar de verandering gaat niet beginnen op de universiteiten, zegt de econoom van de Universiteit van Oxford. In het academische landschap loopt ze tegen weerstand op. Niet van de studenten – die zijn vaak enthousiast – maar van de professoren. De belangrijkste les die ze sinds het succes van haar boek geleerd heeft is: ga daar waar de energie is. “Klop niet op deuren die gesloten zijn, maar begin waar ze open staan. Deze transformatie zal beginnen in de praktijk. De theorie zal daarop volgen.”

Hoe gaan we slagen met 10 miljard mensen?
In het oude economische denken komt alles vanzelf goed. De markt regelt het zelf. Economie werd gezien als een wetenschap, zoals natuurkunde. Wanneer een economie groeit, ontstaat eerst ongelijkheid en een grotere belasting van het milieu, maar dit corrigeert vanzelf. Dit blijkt onjuist te zijn. Ongelijkheid wordt alleen maar groter. Milieuschade neemt met de dag toe. De nieuwe economie moet ontworpen worden, hij ontstaat niet vanzelf. De natuur is daarbij onze mentor. Natuurlijke processen zijn circulair en kennen geen afval. 

“De donut is een van de manieren om hierover na te denken, niet de enige manier”, aldus Raworth. “Zolang er maar wat verandert in onze hoofden. In ons eetgedrag, ons stemgedrag, ons reisgedrag, ons consumptiegedrag, ons investeringsgedrag, ons samenwerkingsgedrag. Het gaat om het herkennen en erkennen van goede ideeën.” 

Wat betekent het voor de rol van financial en accountant? 
We hebben een bredere opvatting nodig van wat we zijn als mens en als professional. Een financieel manager is niet alleen de beheerder van de bankrekening van zijn bedrijf, maar beheerder van alle middelen van de aarde en het welzijn van de planeet en samenleving. Alleen vanuit die bredere taakopvatting kunnen we streven naar een economie waarmee we kunnen floreren. 

De financial of accountant heeft een diep begrip van de impact van het economisch handelen van de mens op maatschappij en leefomgeving. Ook dagen financials hun organisaties uit om het beter te doen. Het idee dat het alleen maar om geld draait is achterhaald. In het oude denken draait het allemaal om het extraheren van zoveel mogelijk waarde uit een bedrijf. In het 21e eeuwse denken gaat het om het integreren van zoveel mogelijk baten voor de mens en de planeet. Dit vraagt om andere discussies in de boards van bedrijven. En dus is ook diversiteit nodig, want daarmee verandert de discussie al. Er moeten verschillende waardes vertegenwoordigt zijn in Raden van Bestuur. De financial kan nieuwe indicatoren presenteren: grenzen van handelen en minimale sociale standaarden in plaats van alleen maar groei, groei, groei. Vooruitgang en groei zijn niet hetzelfde, zo is de afgelopen eeuw wel gebleken.

Paul Polman heeft zo’n visie voor Unilever. Maar een Angelsaksische aandeelhouder probeerde onlangs het bedrijf weer terug te trekken in het oude economische denken. Dit is niet de laatste keer dat we een strijd gaan zien tussen het oude en het nieuwe denken. Maar dat een nieuwe paradigma nodig is, dat is duidelijk. De transformatie van finance en business is een 21ste eeuws drama. “En geen gemakkelijk drama”, besluit Raworth. “Maar we hebben nu de kans om alle pijlen dezelfde kant op te krijgen. We moeten finance herontwerpen, zodat het verenigbaar is met leven.”